‘Plek 13, dat is waar mijn ouders stonden vorig jaar’, zegt zij, zo’n vrouw die altijd over de kinderen praat.
‘Als plek 6 meer zon heeft dan plek 13, dan heb ik liever die’, zegt hij, een man die met joligheid verhult dat dit zijn grootste beslissingen zijn.
‘Pinksteren plus twee weken, da’s een dinsdag, maar de plek is vrij totaan die zaterdag. Dat maar doen dan?’, zegt de vrouw achter de balie, als ze haar charme inzet om extra dagen te verkopen. Ik ben in Vaassen, op Beste Charmecamping van 2020. Ik wacht dan al achttien minuten op mijn beurt. Lang genoeg om vervolgens de vraag te krijgen: ‘bent u met de caravan?’
Maar hee, ik kan dit hebben. Ik ben namelijk die dag gevaccineerd tegen charmecampings, door de nieuwe Koning van de Veluwe.
Het is een paar dagen eerder. Ik vul mijn rugzakje uit de kampeerkrat. De vermoeidheid van hard werken kun je er maar beter af wandelen. Volgens het weerbericht ziet het er slecht uit voor de geplande tocht van Delft, via Voorne en Goeree naar Tholen. Het wordt dus een ‘vrije wandeling Veluwe’, waar wind en regen allicht minder vat op mij gaan hebben dan bovenop een Zeeuwse dam.
De Veluwe verrast niet, die vrijdag: de Kia’s met zo’n rek vol elektrische fietsen, het zijn er teveel voor het piepkleine Nationaal Park. Maar als ik wat verder van de ingang weg ben blijkt dat ik de Veluwe onderschat heb. Het elixer van reliëf en paden, slingerend in en uit bos, zakkend naar open veld, stijgend uit stuifkuilen, vloeiend samenkomend of schuchter splitsend, verrast wél. Zien hoe de paden lopen, wat ze brengen, ik krijg er nooit genoeg van.
Zaterdag regent het de hele dag. Ik sta droog op, trek bij het eerste licht de regenspullen aan en krijg gratis koffie van het personeel van de Spar in Hoenderloo. Het bos is nat en donker, en ik zie overal everzwijnen in. In schuin afgezaagde stronken, in de wortels van omgewaaide sparretjes en in lage struikjes van bosbes of hulst. Geen mens te zien, dankzij de buienradar.
Dan daalt mijn pad op de allermooiste manier naar de bosrand en sta ik op stuifzand, onder de grijze hemel. Een spoor van weggeregende voetstappen loopt omhoog een bult op. Daarna daalt het en voegen van links en van rechts drie sporen in. Drie maal grote pootafdrukken van honden. Gezamenlijk gaan de hondensporen en mijn paadje door een barrière van struiken en dan heuvelop. Ik kijk – bovengekomen – in de doordrenkte verte en zie de toren van Radio Kootwijk. Ik kijk naar beneden en zie … een gigántische hondendrol. Vol met haar.
– Zap! –
De Kia’s, de slechte horeca, de drukke mountainbike trails en alle ANWB-parafernalia verdwijnen met een zuigende zzzapp in het niets, als in een vliegtuig-wc. De vaccinatie werkt onmiddellijk, je voelt ‘m door je lijf en over je huid trekken. Ik hou mijn adem in. Alles is anders. Ik zie geen ‘aantrekkelijk landschap met fietsroutes voor alle leeftijden’ meer, maar spied in coulissen van jeneverbes en berkjes en lang rossig gras. Links, rechts, voor me uit, steeds opnieuw. Word ik bekeken door een paar gele ogen? Het doet er niet toe, ik ben in een andere versie van de Veluwe. Die van de wolf.
Vanaf dat moment voel ik me als herboren. Een wonder. Alles is scherp in beeld, elke tak, elke zwam, elke stronk. En aan het einde van de dag onderga ik De Charmecamping met groot gemak. Lachend trek ik een doos over de led-verlichting naast de tent, grijnzend breng ik mijn ravioliverpakking naar de milieustraat, grinnikend zing ik mee met SkyRadio in de douche, proestend loop ik langs de duurzame camperwasplaats. Voortaan weet ik wat er nodig is om de onttovering van de wereld in één klap terug te draaien:
Eén flinke, harige drol.