Ongehoorzame Engelsen 

Het eerste voorval gebeurt op het Thames Path bij Egham. Een meisje en haar moeder vertellen mij dat het verderop is afgesloten. Daarop raadpleeg ik mijn kaart. Als ik opkijk staat er een sjieke man voor me, met zijn al even sjieke vrouw. Zo’n man met platina grijs haar in fijne golfjes en een choker. Zijn vrouw heeft een kapsel waar zo een diadeem in kan. Als ik vertel dat het pad is afgesloten, ontsteekt er in zijn ogen een anti-autoritair lichtje. ‘O, en zullen we dat samen eens gaan bekijken?’. Hij kijkt mij aan met een twinkel, ik beantwoord zijn blik en vanaf dat moment hebben we een plan. En mevrouw dan? Op gezette tijden moedigt zij haar man aan. Zij fluistert: ‘He could be French’. Kennelijk dicht zij de Fransen een anti-autoritair hart toe. Maar de Engelsen kunnen er ook wat van. 

Hij vertelt: ‘dat pad is al vaker afgesloten geweest we kunnen er vast langs’. Eenmaal aangekomen bij de afsluiting schrikt hij. Een nagelnieuw hek van het type dat ik al eerder gezien heb, met spijlen met een halfronde doorsnede dat in drie geslepen punten uiteen waaiert. Oogt  intimiderend en  effectief. Bovendien heeft het van die uitstaande schermen boven het water, dus je kunt er niet omheen. Mijn sjieke medeplichtige – ik noem hem Charles – laat zich niet zo 1-2-3 afschepen. Om zich heen kijkend ontdekt hij een poort naar een aanliggende volkstuin. Hij begint die poort te slopen. Zijn vrouw (ze heet Jocelyn) zegt: ‘dat is privé eigendom’, maar niet al te hard. 

Even later komt er een sportief geklede fietser aan rijden. Een vrouw van een jaar of 70. Charles en deze vrouw, Abigail, beginnen mij en mevrouw uit te leggen wat er gaande is. Er is een boom op het bruggetje gevallen. De boom werd opgeruimd in 2023. Daarna werden het pad en het bruggetje gewoon gebruikt. In 2024 heeft de gemeente plots bedacht dat de situatie niet veilig was. Ze hebben het pad afgesloten met een eenvoudig hek. Dat hek, en opeenvolgende nieuwere versies ervan, zijn tot vier keer toe gesloopt door gebruikers van het pad. En nu heeft de gemeente geantwoord met dit hek, dat in Calais geen gek figuur zou slaan. Charles en ik briesen van verontwaardiging dat zoveel incompetentie verhuld wordt met zoveel agressie. We zijn het allemaal eens, maar het hek lacht ons uit. 

Charles, Jocelyn, en ik keren terug en lopen samen naar de Sainsbury‘s. We zijn heel tevreden met het uiten en afreageren van onze opinie. We hebben het begin van een politieke daad verricht door gevieren de petitie voor het heropenen van het pad te ondertekenen. 

De omleidingsroute is klote maar ik bereik zonder verdere blokkades mijn slaapplek. 

Een week later zit ik langs het Oxford Canal op het gras naast een sluis. Ik wacht tot de zon ondergaat om er te kunnen kamperen. Ondertussen maak ik eten. Er verschijnt een man met een piratenhoed, model 1770, een paars shirt en zes boodschappentassen van allerlei soort. Ik zeg: ‘Capt’n! Bringing back the booty?’ Hij antwoordt met ‘Aye, Alright? See you later!’ Ik ben benieuwd. Even later komt hij terug met een lege kruiwagen. Dat is voor de rest, zegt hij. Ik vraag hem hoe hij er over denkt als ik hier ga kamperen. ‘Oh dat is prima’, zegt hij, ‘maar er zijn wel betere plekken om te kamperen. Verderop is een stukje bos. De eigenaresse ervan laat je daar wel staan. Er is ook een plek voor een kampvuur’. ‘Niet te veel bramen?’, vraag ik. ‘Nee’, zegt hij, ‘er zijn ook grassige plekken. Trouwens, ik ben Craig’. Ik stel me voor, pak in en ga erheen.

Door een gat in de haag kom ik het kleine bos binnen. Rechtsvoor zie ik een heleboel zooi en een paar mensen rond een vuurtje. ‘Hallo ik ben Klaas’, zeg ik. Een klein vrouwtje met grijs piekhaar en borstelige wenkbrauwen verschijnt. ‘What is it you want?’ vraagt ze. ‘Bent u de eigenaar?’, vraag ik. ‘Craig heeft mij hierheen gestuurd. Hij zei dat ik hier wel om kamperen’. Het vrouwtje overdenkt wat te doen. ‘Hij kan wel op jouw oude plek staan’, zegt het vrouwtje tegen een andere vrouw. Langs ineengevlochten rozen en meidoornranken, over een kronkelig pad, langs open plekken met stenen en over een bruggetje van pallets leidt zij mij naar een open plek met heel lang heldergroen gras. Het ziet er uit als een bed voor elfen. Ik reageer verrukt. Zij legt uit hoe het hier gaat. Er mogen een bepaald aantal dagen mensen zijn hier, maar die moeten dan wel werk komen doen. ‘Oké’, zeg ik, ‘ik zet mijn tent op en dan kom ik me melden om je ergens mee te helpen’.

De andere mensen vertrekken. Ik loop terug naar het vuurtje en vraag Fern, zo heet ze, wat ik kan doen. Zij zegt dat er wat belangrijke spullen versjouwd moeten worden omdat ze anders misschien meegenomen worden door ‘boaters’. Het blijkt te gaan om een stapel lange stammetjes van hazelaar sleedoorn en meidoorn. Ook krijg ik de opdracht om een halve meidoornboom los te trekken uit eeb enorme wolk klimop. Afijn, het lukt allemaal. Ondertussen vertelt zij hoe het hier zit. ‘Dit is een speciale plek, ik heb hem gemaakt voor mij en mijn heidense vrienden. Ik luister maar de planten in richt de plek in zoals bij ze past.’ De plek oogt rommelig maar ik zie al wat moois ontstaan. Ondertussen komt zij met de een naar de andere uitspraak. ‘Ik ben eigenlijk een Hobbit man.’ En ‘Niemand heeft er iets mee te maken wat er in mijn broek gebeurd’. Of: ‘Ik ben een enorme dendrofiel, wat voor kwaad doe ik daar nou mee?’. Ze vertelt me nog veel meer wat ik hier niet zal vermelden. Iets later bied ik haar aan om te gaan kijken hoe het is met Craig. Ik loop naar zijn boot Owlfred genaamd, maar die is afgesloten. Daarna loop ik stroom afwaarts naar het andere eind van het bosperceel. En ja hoor daar zitten Craig, zijn vrouw Jemima, Matt, Lewis en de dochter van Matt rond het kampvuur. Craig zet een kruiwagen schuin voor mij om in te zitten. ik vraag het gezelschap hoe zij hier gekomen zijn. Matt leeft acht jaar op de boot maar heeft nu een huis gekocht. Daar trekt hij een beetje vies gezicht bij alsof hij in mij een anti-kapitalistische activist ziet die eigen bezit maar vies vindt. Craig en Jemima hebben dit deel van het kanaal als favoriete stek en zijn hier vaak. Lewis is het type klaploper met dreadlocks, aan het bietsen, aan het niksen en ook nog gelijk aan het hebben. Matt is duidelijk een van de vele gescheiden vaders die op een boot leven. Dan heb je alleen maar zwarte T-shirts met lange mouwen nodig en één trui. Dat is handig. Natuurlijk ontdekken ze al snel wat ik aan het doen ben. Ik merk dat ik meer zin heb om te slapen. Ik vertel Fern nog waar het gezelschap te vinden is en ga dan naar bed. In de nacht schijnt de maan door de gevlochten takken. Voor het eerste licht word ik wakker van de bekende bosuil in het roffelen van specht. Ik besluit om niet de Grand Prix van Suzuka aan te zetten. Dat past hier niet. Ik ben dankbaar voor deze plek in ik ben eigenlijk wel heel opgelucht over de volksaard van de Britten. Veel minder stijf en conservatief dan ik gedacht had

De welbekende ‘notice’ op A4, en het waanzinnige hek.
Charles die aan de poort rukt.
Het meest geheimzinnige slaapplekje totnutoe. In het toverbos.
Wat prozaïscher: Fat Boyz Bar, waar ik niet eens aan een ontbijt ben begonnen.
Het willen waar in 1215 Magna Carta werd getekend. Google daar maar eens op.
Windsor Castle, 29 maart.
De school van Eton, helaas op zaterdag, dus zonder Etonians in beeld.
Een stuk langs de Thames en daarna een stuk door de heuvels van de Chilterns, met mooi-stevige boerenhuizen.
1 april: Oxford. Jesus College.
Op 2 april deed ik een tour langs 4 van de 39 colleges. Hier Merton College.
Christ Church Dining Hall, ook bekend uit de Harry Potter films.
Daarna richting Birmingham. Hier een stuk af willen snijden, maar er lag een nieuwe snelweg. Daar dan maar doorheen, want niet alleen Engelsen zijn wel eens ongehoorzaam.
Bijna dagelijks een tweede ontbijt. Hier bij de Tea Shed in Napton on the hill.

Approval voor de wildkampeerder

Uitgelicht

Ik loop de White Horse binnen. Laag, donker, vol met parafernalia en schilderijtjes, een paar mensen aan de bar, maar niet van die heel erge barhangers. ‘What can I get you?’ zegt Nigel de barman. Ik vraag iets alcoholvrijs en ga daarna buiten op het bankje zitten. Pubhond Colt bedelt bij alle voorbijgangers – preciezer, hij bedelt bij dorpsgenoten – en zelf moet ik ook eens gaan bedelen. Ik ga terug naar binnen en stel Nigel de vraag: ‘als ik hier in de buurt wil kamperen hoe gaat dat dan in z’n werk?’ ‘Ik ben niet van hier’, zegt Nigel en geeft de vraag door aan barvrouw Lizzie die op haar beurt de dichtstbijzijnde gast in zijn zij port. ‘Greg, deze meneer heeft een vraag’. Ik herhaal de vraag ‘stel ik zie een mooi veld en vraag iemand of ik er mag staan?’ Greg zegt ‘Ooo it depends on which field, in which place, and what person you ask.’ Een Lord of the Rings-achtig antwoord. ‘But otherwise just put it up, I would be shocked if anyone would send you away’. De bar vrouw gebaart dat ze mijn waterzak en waterfles wel zal vullen met het slangetje van de bar. Kijk, zo ga je met een gerust hart op zoek naar een plek. Dit is juridisch gezien geen toestemming, zeker omdat er geen plek is genoemd, maar wel een soort van goedkeuring. 

De dag erna is de ideale wereld: de pub Hook & Hatchett heeft een veld achter de pub waar je je tent neer kunt zetten. Yasmin van de bar zegt dat het gratis is als je toezegt dat je komt eten. Ze grijpt de kans om de Sunday Roast-drukte even te verlaten om me de geweldige doucheruimte te laten zien. Ver boven camping-niveau. Glanzende tegels in mooi lichtgroen, glimmende kranen, glazen douche-deur, verchroomde handdoeken-radiator. Op het veld mag ik staan waar ik wil. Vanwege de enorme drukte mag ik pas na zessen komen eten, maar ook de Roast is ver boven camping-niveau, zeker de perencrumble met custard. 

Op de derde dag kom ik in Buckland bij een gezellig weggetje tussen de heuvels (‘downs’) met allemaal grote en grotere huizen ernaast. Ik bel in zo’n geval aan bij het huis met de meeste rommel. Daar wonen mensen die niet zoveel op hebben met strenge regels. Bij het huis Rose Dene is een vrouw de was aan het ophangen. Na wat charmante praatjes stel ik haar de vraag. ‘Nou’, zei ze, ‘in mijn eigen veld groeien te veel bramen’. Een prettige manier om te weigeren, vind ik. ‘Maar het veld aan de andere kant van de weg is van een investeringsmaatschappij. De eigenaar kijkt er niet naar om en het is pas nog gemaaid door een boer in de buurt’. Ook hier heb ik geen toestemming maar wel een soort impliciete goedkeuring en zeker een aanmoediging, voor een specifieke locatie nog wel. Ik steek de weg over en klim het veld op tot een bomenrij halverwege. Daar zet ik de tent achter op, mooi op tijd om het ochtendcondens er uit te drogen en uit zicht voor inwoners en bezoekers.  Behalve voor het hondje BonBon. Die heeft mij snel gevonden maar zijn baasje heeft geen zin in de klim naar mijn stek. 

In de laatste versie van dit verhaal, op de vierde dag, zijn de reacties op de vraag afwijzend (aarzelend ‘it’s all private property you know’). Erger is nog dat je langs de route allemaal mooie plekken ziet, omgeven door KEEP OUT bordjes en allemaal in het zicht van een huis of boerderij. Je blijft lopen. Het herhaalt zich. Weer doorlopen. Uiteindelijk moet je dan kamperen zonder toestemming, op een plek uit het zicht. Dat zijn in dichtbevolkt gebied niet de lekkerste plekken. Daarbij moet je wachten tot het donker wordt want er zijn altijd mensen die nog even een baal hooi naar hun paard komen brengen ofzo. Zat van het afwijzen van bruikbare plekken zet ik in een klein stukje bos – New Year’s Wood genaamd – de tent midden op het pad. Dat mag niet, maar is van alle illegale opties de minst illegale. 

Zodra de zon onder is komt de hele buurt kijken: de bosuil vliegt gillend over, de das stommelt door het struikgewas, egels maken uitgebreid lawaai. Vanuit het gebladerte komen allerlei kevers en spinnen de tent binnenlopen, inclusief hun verwant de teek. 

De eerste dag in Engeland, 21 maart, me vooral gelaafd aan de prachtige paden.
Schitterende bomen en veel oude kerkjes met kerkhoven.
Navigeren is wel een kunst op het platteland van Kent
Patrixbourne
In Canterbury de toer gedaan. Wow wat
Canterbury Cathedral
De plek die ik vond na het gesprek in de White Horse.
De plek achter Hook & Hatchet.
Veel wijn en fruit langs de North Downs Way, die ik volg.
De plek die ik mocht hebben van Rose. is
25 maart: supersubtiel ochtendlicht.
Coldrum Longbarrow, een graf uit het derde millennium voor Christus.
De plek midden op het pad in het dierenbos.
De tuinen van Charles Darwin bij Down House. Prachtig museum.
26 maart s avonds naar het theater in Soho, nadat ik een paar nieuwe schoenen en een korte broek heb opgepikt.
27 maart, bijna 28km op gloednieuwe schoenen. Maatje 47!
Mooie wandeling langs de Hogsmill-Beek richting Kingston upon Thames. (27 maart, dag 22)
De route van Canterbury onder Londen langs westwaarts.

Het donkerrode boekje

Uitgelicht

Hij kwam naast me staan maar keek niet in mijn richting, op een manier die suggereerde dat hij een praatje wilde maken. In de supermarkt had hij zojuist een klein kartonnen bekertje espresso uit de automaat gehaald. De automaat staat vlak naast de ingang en toch ver van de kassa, dus dat was voor hem nog wel te doen. Hij was namelijk een vluchteling. Of, een gelukzoeker, daar wil ik vanaf wezen. Ik ben zelf ook een gelukzoeker, en heb bovendien een lelijke bodywarmer, een tentje en een ongeschoren gezicht. Maar ik ben een wandelaar, dat ziet iedereen, toch? 

Nog maar een paar kilometer eerder liep ik langs de autoweg. Voor me liepen mannen in vieze kleren, achter me liepen mannen in vieze kleren en rechts van mij was het landschap omgeturnd in een soort verlaten festivalterrein. Het lag bezaaid met plastic flessen en ander afval met hier en daar groepjes tenten, soms verbonden door grote stukken zeil. Overal dwaalden mensen in groepjes of alleen. Mijn route maakte een afslag. Toen ik de bebouwde kom van Loon Plage inliep kwam een auto mij tegemoet. De bestuurder staarde lang en nadrukkelijk, met een woedende blik. Hij zag in mij een vluchteling die het gewaagd had zijn dorp binnen te komen. 

De man met het kartonnetje espresso had dat ook gedaan, alsof hij een gewoon mens was die toevallig heel hard gesport had of heel hard in de tuin gewerkt had waardoor zijn kleren vies waren geworden. Het was een kwestie van douchen en dan kon hij met zijn dochter naar paardrijles.

Ik sprak hem niet aan. Had ik geen zin om sympathiek te doen? Was ik eigenlijk wel heel blij met het onderscheid tussen mij en de ander? Wilde ik geen gesprek dat onvermijdelijk zou uitkomen bij mijn privilege (wandelen) en zijn gebrek daaraan (doelloos rondlopen tot je met de andere vluchtelingen verzameld wordt en met een bus naar weet ik veel waar gereden wordt).

De volgende dag liep ik over een prachtig breed strand richting Calais. Vanuit het zuiden verscheen een brullende strandbuggy. Op mijn hoogte aangekomen minder hij vaart. Het was een patrouillewagen. Hij verdween in de verte. Een half uur later ging ik even zitten om thee te drinken en iets te eten. De patrouillewagen verscheen weer, en minderde weer vaart. Waarom komen ze niet kijken? dacht ik. Toen ik weer ging lopen, werd snel duidelijk waarom de patrouillewagen niet gestopt was. 200 m verder kruiste mijn route een groep gendarmes. Het waren er vijf van het soort ‘kogelvrij vest, insignes, baarden, laarzen en camouflagekleuren’. Ik werd staande gehouden en moest vertellen wat ik aan het doen was. Ook wilden ze mijn paspoort zien. Dit had ik al verwacht dus zat het bovenin de rugzak. Er werd even flink doorgevraagd waar ik geslapen had, wat ik ging doen en wat er in mijn rugzak zat. Het was oké. Ik vroeg nog ‘is het moeilijk om Calais in te komen’. Nee, zei de grootste met een rossige baard, je moet gewoon je paspoort laten zien en je reservering voor de ferry. 

Zwaai met je donkerrode boekje als een toverstokje en alles komt goed. 

Ik dacht terug aan de man bij de supermarkt

Kanunnik van der Paele wordt door Sint Joris ‘voorgesteld’ aan Maria en Jezus. Jan van Eyck, 2436 (Groeninge museum, Brugge)
Zaterdag 15 maart neergestreken in Zedelgem. Materiaal voor vuur ligt klaar!
Koude ochtenden. Ik sta natuurlijk ook op in het koudste uur, vlak voor zonsopkomst.
Käthe Kollwitz, rouwend ouderpaar, op het Duitse oorlogskerkhof in Vladslo.
Picon, een aperitief, in De Zwaan in Lo.
Over de Franse grens!
Chansons draaien in het appartement van John, Bray Dunes, 18 maart.
Flinke dosis Almere, Zoetermeer in erger in Dunkerque Grand Synthe.
Dag 15: vaak stuur ik Fré een zonsopkomst, omdat ze op schooldag opstaat net als ik aan de wandel ga.
Geweldig mooi breed strand en mooie duinvalleien op weg naar Calais.
Tussen Duinkerke en Loon Plage: het vluchtelingen landschap.
Probeer maar eens om lopend Fort Europa uit te komen! Corridors van 4m hoge hekken, Calais.
De Route van Breskens naar Calais, ,
Maar de beloning is groot. Engeland!

l

Gelukkig zijn er Sjons

Deze wandeling was er eerst zoeen van vier dagen die ik wel eens maak in Nederland. Duidelijk gemarkeerde natuur ( mini oh en ah ), perfecte wandel- fiets- en mountainbike infrastructuur, eten van de AH of de Jumbo. De wandeling was ingebed in woon-kitsch – riet gedekt met antraciet kozijnen, stenen voortuin met zwarte Porsche – en veel eensgezinswoningen met stijlkenmerken die desnoods gelijktijdig naar 1880,1930, modernisme en boeren romantiek verwijzen. In Zeeland kwamen daar onafzienbare huisjesparken bij. Bungalows uit de jaren 60, puntdakjes met Noors kleurenpalet uit de jaren 90, mini boerderijtjes en nu dus ook antraciet metalen schuifpuien met verticale eiken-look planken. Hekken beschermen die vakantieparken, en eigenlijk ieders bezit, tegen de vreemdeling maar zoals ik het bekijk houden de hekken vooral de recreanten binnen. 

Dan de campings. De meesten zijn niet bedoeld om op te kamperen met een tent. Het woord kamperen is flink genivelleerd: ook in een verwarmde camper op een parkeerplaats staan heet nu al kamperen. Dus wat ik ook Google er is er geen een die een wandelaar met een tent kan ontvangen. Of toch wel?

Ik word gebeld, het is een nummer dat ik eerder zelf draaide. Met Sjon! Ja hallo met Klaas, ik zag op uw website dat de camping open is van 15 maart. Maar is de camping voor een wandelaar misschien al open vanaf 12 maart? O, zegt Sjon, we zijn al de hele winter open. Hierna begint John aan een uitgebreide uitleg hoe ik zijn camping kan bereiken. Ik zeg, ik vind het wel, het staat op de kaart. Maar als ik aankom vanuit het dorpje Zanddijk, blijken al Sjon’s aanwijzingen noodzakelijk: tankstation langs, het zandpad in, langs het leegstaande huis op nummer 87 A, voorbij de schuur naar de coniferenhaag en dan over een heel stel in het gras gelegde grindtegels naar een rij caravans die er zo te zien al een tijdje staan. Ik zie een man met een ladder. Bent u de chef?, vraag ik. De man antwoordt in het Duits van niet.  Zijn vrouw komt de caravan uit en tezamen beginnen ze mij wegwijs te maken op het terrein. Ik krijg de keus uit twee locaties. Ik kies de donkerste. Want mijn tent is zo’n beetje doorzichtig. Later blijkt dat op de tegenoverliggende caravans allerlei lichtjes aangaan en knipperen in allerlei kleuren. In het piepklein toiletgebouwtje is er precies 20 cm tussen douchegordijn en de deur om al mijn kleren op te hangen. In dat zijn er nogal wat, want het is koud. 

Later, als ik gegeten heb, duikt Sjon op. Hij vertelt het hele levensverhaal van de camping en hoe alles zo gekomen is. Ik vertel hem van de vorige camping waar ik op plaats 7015 mocht staan en waar ik € 24,50 betaalde. Sjon moet lachen en rekent een tientje.

Beeld bij dit blog lukt nog even niet, wegens gedoe met de WordPress app. Ik schrijf dit in de browser, het toetsenbord bedekt wat ik typ. Mijn God, had niets moeten beloven over schrijven.

nou vooruit. Toch nog een foto van dag1

Bollenstreek, tweede dag.

Maasland

Met de pont over de Nieuwe Waterweg naar Rozenburg
De Maasvlakte vanaf Voornes Duin
De Haringvliet sluizen
Wildkamperen op één uitzichtpunt
Ik zeg niks
Liefde is …
Duinvallei achter piepjong duin, Schouwen.
Het begin van de Oosterschelde kering.
Veere
met de boot van Vlissingen naar Breskens
Etappe 1, van huis naar Vlissingen, is klaar.

Wolf op straat

Ik liep door Drenthe in een weekend dat ik ook een gedicht had willen schrijven. Het gedicht kwam niet af, en dat lag natuurlijk aan Drenthe. Het was er mooi, en op gezette tijden lelijk of kunstmatig. Het mooiste moment was ’s ochtends bij zonsopkomst op straat in het dorp Peize. Ik zou een wolf tegen kunnen hebben komen daar.

———
Kijk mij maar na, 
deurbelcamera.
Wat zou ik hier blijven, 
tussen de dromende lijven
als zelfs de mooiste spullen
op jullie uitgekeken zijn.

———

Mijn kijkhonger lust alles,
ook gevelvlinders.

———-

Wandelen trekt me uit het moeras
van al wat in de aanbieding was

———-

(Het eerste fragment verwijst naar Im Dorfe van Schubert, dat blijft een mooi lied)

De rest van de reis lees je uit de bijschriften.

Emmen naar Norg, via Borger, Rolde, Zuidlaarderveen en Paterswolde. 120 kilometer langs Drenthepad, Pieterpad, Hondsrugpad, Groot-Frieslandpad en lokale paadjes.

MLD Hell rugzak, review

Mijn favoriete wandelrugzak is de Burn, van Mountain Laurel Designs* (MLD). Die is 38 liter, en mijn kamperen-boven-nul-uitrusting past er in. Maar in de zomer, in Nederland of Frankrijk, als er geen warme slaapzak, geen warme kleren en vaak niet eens regenspullen mee zijn, is ie te slobberig. Een mooi voorwendsel voor een nieuwe, toch? 

Zoek je een rugzak van rond de 30 liter, dan kom je uit bij rugzakken die bedoeld zijn voor klimmers, met veel toestanden eraan, of dagrugzakken die dan weer net te klein zijn. Ron Bell, de chef van MLD zag dat ook, en heeft een rugzakje gemaakt van 27 liter, waar ‘niks’ aan zit.

Kenmerken
De Hell is een zak zonder ritsen of vakken. Aan de buitenkant zit 1 groot elastisch vak, in het midden vastgezet en zo in tweeën gedeeld. Ron levert een paar meter elastisch koord, waarmee je op dat buitenvak nog een grid kunt maken. De heupband is heel eenvoudig, simpeler en wat steviger uitgevoerd dan aan de Burn. De schouderbanden zijn ook eenvoudig, met ongeveer een centimeter vulling. Er is geen frame en er is niks verstelbaar, de schouderbanden en heupband zitten gewoon vastgenaaid aan de zak. Klinkt oncomfortabel? Bedenk dan: je neemt weinig mee. Komt goed. De schouderbanden en heupband zijn wel verstelbaar, natuurlijk.
Je kunt een deksel met rits erbij kopen, maar die heb ik al in huis (aan mijn Burn). Wel wil ik nog proberen hoe het is om spulletjes en/of een drinkfles op borsthoogte te dragen. Voor $18 koop je een fleshouder of een verticaal tasje erbij.

Inpakken en wegwezen: wat past waar?
Bij de eerste test, in de zomer hier in de duinen, besluit ik al direct dat spullen op borsthoogte niks voor mij is. Het ruist en kraakt en zit in m’n blikveld. Bovendien pauzeer ik liever dan al lopend te snacken of te drinken. De schouderband-tasjes blijven dus even thuis. 

De Hell is klein. De bodem/doorsnede is 22,5cm x 13 cm, kleiner dan een half A4 (en kleiner dan de fabrikant opgeeft!). De hoogte, met de sluiting dicht, is ongeveer 50 cm. Het binnenvak meet daarmee dik 14 liter. Wát?! Hoe dan?!
Toch past mijn slaapzak, matrasje, kleding+pan, tent/haringen, etuitjes met dingetjes, e-book en bovenop evt een jas er wel in. 
Het buitenvak, daar past mijn 1 liter petfles en 0,6 liter thermos goed in. Regenspul, gamaschen, grondzeil etcetera verdwijnen ook in het buitenvak. Mijn 2 liter oprolfles kan er gevuld ook nog bij. De stof van het buitenvak comprimeert zo, dat fruit wel heel blijft, maar een tomaat, dat hangt erom. Het is precies los genoeg om er makkelijk iets uit te halen.

Maten en wat er zo’n beetje inpast.

Met het meegeleverde elastische koord heb ik een webbing op de buitenkant gespannen, daar klemt een trui, jas of regenjas goed onder, of een tasje eten als je net naar de winkel bent geweest. Een natte tent past daar ook prima.
Het volume per gram eigen gewicht is belachelijk: de rugzak weegt iets meer dan 10 gram per liter draagvolume. Alleen boterhamzakjes doen het beter.

Pasvorm
Geen pasvorm, want de rugzak is frameloos. Je pakt ‘m in, en de inhoud voegt zich naar je rug. De rugzak zit nog lekkerder dan de Burn, want zo klein, je kunt er zo weinig in stoppen dat ie nooit veel weegt. 6-7kg is het meestal. Stop je ‘m buiten en binnen helemaal vol (bijvoorbeeld met 2 liter water, einde dag) zou misschien rond de 10 kilo kunnen komen. In Nederland, in de zomer, is mijn uitrusting rond de 5kg (zonder water, eten en brandstof)

Lopen
Ja, wat denk je. Fluitend natuurlijk. Feest. 
Niet lopen: de rugzak is zo klein en zo opvouwbaar dat ie makkelijk meekan als tweede rugzak, of in de koffer.

Nadelen
Deze rugzak heeft geen frame en hangt dus niet vrij van je onderrug. Dat maakt ‘m minder geschikt voor hogere temperaturen.
Het buitenvak is hoger en minder doorzichtig dan dat van de Burn, je moet op de tast dingen eruit vissen. Kleine spulletjes blijven niet bovenin zitten maar zakken naar onderen.
De sluiting van de zak is een rolsluiting met een paar drukknoopjes. Eigenlijk rol ik m alleen maar. Als de rugzak heel vol is, kan de sluiting kieren. De stof is UHMWPE (Ultra High Moleculair Weight PolyEthylene), 2x zo sterk als Dyneema. Met een PU-coating, maar ik ga er zelf nooit vanuit dat een rugzak waterdicht is.
Het idee dat alles binnen in 1 vak zit, en nattigheid en flessen aan de buitenkant, is een goed ontwerp. Maar die lader, snoertje, geld, een reepje, daarvoor wil ik misschien toch het deksel met ritsje erop zetten.

Kwaliteit
Mag ik best zeggen: Amerikaanse ateliers leveren echt kwaliteit. Alles is degelijk, goed genaaid, je kunt je niet voorstellen dat er iets stuk gaat. Mijn Burn is nu 8 jaar oud, en alleen het labeltje met het logo erop is versleten. Prijs: $ 155. De verzendkosten zijn $50, reken dus op € 200.

Conclusie
Deze rugzak is zo simpel, da’s altijd raak. Wil je ‘m naar eigen voorkeur of gewoonte uitbreiden, dan kan dat allemaal. Er past niet veel in en dat vind ik heel fijn, het geeft een geweldig gevoel van vrijheid. Gewoon, geen geseik. Heel onopvallend, maar erg stylish. Extreem goede bouwkwaliteit.
Als je uitrusting iets minder uitgekookt is, of je wilt meer dan 3 dagen eten mee, dan is-ie te klein. Kijk bij Gearlab voor een goeie test van 35-50 liter rugzakken. Allemaal veel zwaarder en duurder, want ‘features’. Je bent gewaarschuwd. Of koop een Burn van MLD, you’ll be amazed.

*de Burn is licht gewijzigd tegenwoordig

Laat maar waaien in de Achterhoek

Wat een chagrijnig stukje, dacht ik, toen ik de eerste versie teruglas. Zo’n poging om alles te beschrijven, en wat er niet goed was dan nog extra uitgebreid.

Okee, ik schrijf alleen op wat er goed was, eind september in de Achterhoek.

1) De metamorfose. Zoals superman uit een telefooncel stapt, zo kom ik als wandelaar uit de vergaderruimte van Sovon Vogelonderzoek in Nijmegen, waar ik die dag een training gaf. Ik ben nog net herkenbaar als trainer vanwege m’n koffer met laptop, papier en stiften. Die gaat in Arnhem in een kluisje, en dan ben ik wandelaar.

2) Na 8 jaar is er weer eens een nieuwe rugzak. “Hell” is de naam, als een middelvinger naar de ingewikkelde buitensport. Marketing natuurlijk, voor de geprivilegieerde vijftiger die zogenaamd zonder spullen kan. In het zakje van 27 liter (260 gram) zit een nieuwe bivakzak, maar voor de zekerheid ook nog een buitentent. Om 8 uur sta ik vlakbij Winterswijk op een donkere camping. (Over dat rugzakje schrijf ik nog een stukkie)

3) Dan het wandelen, wanneer werd dat mooi? Ik denk gewoon de woensdagochtend, met een stel paarden in het bedauwde gras. Een overstekend reekalf. Daarna een hele tijd niets. Goeie zandpaden wel, maar vooral veel laser-strakke percelen snijmais, voederbiet en raaigras. Mooi weer, korte broek. In Meddo een lunch en daarna neergestreken in een rommelrand van het Zwillbrocker Venn. 

4) Slapen in het bos. Als ik lig, neigen de stammen over mij heen en als ik mijn ogen opsla kijk ik tussen de boomkronen door naar de avondhemel. Even denk ik: autolampen, maar het is de opkomende maan. Niets zo compact als een bivakzak. Losse zooi kan in het hoofdeinde, keukengerei blijft buiten en de rugzak zelf verhoogt mijn hoofdkussen nog wat.

5) In Eibergen maakt bakker Schröder me gelukkig: hij levert spelt, desem, rogge en gekookte gerst in de vorm van een baksteen, waar ik mooi de boerenkaas van De Zuivelhoeve op kwijt kan. Ergens op een steigertje met de schoenen uit.

6) Zwemmen. Een duik in de Hambroekplas, waarvan ik een piepklein strandje zie, tussen de bosjes bij een boerderij. Er staat een kampeerbus met een zwemster die mij aanraadt erin te gaan. Bivakzak = geen camping = geen douche, dus zwemmen. 

(Intermezzo met mindere dingen:) Borculo is Friesland Campina. In de schaduw van de fabriek is een Albert Heijn waar iedereen zo’n beetje omheen schuifelt met winkelwagentjes en Qashqai’s en elektrische fietsen. Het centrumpje is beeldschoon en Landgoed Beekvliet is ook mooi. Een bivakplek langs de Slinge gaat niet, en ook de plekjes langs de Berkel zijn me iets te zichtbaar. Niet ongebruikelijk loop ik verhit heen en weer. Ik eindig tussen een maisakker en hakhout nabij het Hooge Erf. De nacht is warmig.

6) Vrijdag langs het Stelkampsveld (boeiend) naar De Kale Berg boven Barchem, waar een prachtig houten lezingenzaaltje is gebouwd door de Woodbroke Quakers. Zo in de afdaling bereik ik mijn ideale wandeltemperatuur: licht overmoedig, spottend, lamaarwaaien. En prompt begint de achterhoek op de Achterhoek te lijken. In Lochem staan allemaal bezienswaardige villa’s en de koffie van Semmelink aan de markt is heel goed. De taart ook. Ik koop een regenponcho van € 1,50 bij de Trekpleister omdat zoiets helemaal past bij mijn bui en hopelijk ook bij die ene bui die vrijdagmiddag gaat vallen (nee, geen regenkleding mee). Over een heel nat paadje tussen de Berkel en de akkers in richting westen. Met muziek op. 

7) Landgoed De Velhorst. Weliswaar overal bordjes met duurzaam en ecologisch erop – dat moet je in deze streek kennelijk heel nadrukkelijk uitdragen – maar de akkers en de lanen ogen fantastisch. Door, langs het water totaan Restaurant de Hoofdige Boer in Almen, waar ik met Lein in Coronatijd ook was. Scherpe lui, met eigen wandelroute en natuurlijk een lunch met een bokbiertje. Na een bezoekje aan de Spar begint het te plenzen en de Trekpleister poncho gaat aan. Die is doorzichtig, dat heeft Gore-Tex niet!
Langs het Twentekanaal, over de schutsluizen naar camping de Waldhoorn. De douche moest even wachten, eerst de hele inschrijvingsprocedure. ‘Heeft u niet gereserveerd? Dat is wel aan te raden hoor’ en met een nummertje aan de tent. Maar ook een biertje geregeld.

8) Dan het hoogste hoogtepunt dat ik al van verre zag aankomen: ’s ochtends om half zes op, om zes-vijftien langs het kanaal. De schutsluizen zijn fel verlicht maar de rafelrand van Zutphen is donker en stil. NIETS beter dan in de vroegste ochtend lopen. In de jaren-dertig-wijk knippen de eerste lichtjes aan, zaterdagochtendvoetballertjes denk ik. In het oude centrum glanst de ochtendschemering op de grachtjes. 

Om half acht de trein. Hup, koffertje uit de kluis in Arnhem en op naar Den Dolder, een bijeenkomst met mede-trainers van het NIOW. Maar die wandelaar in m’n hoofd, die blijft. 

Winterwijk- Zutphen, ca 117 km. Je kunt altijd bij mij de .gpx opvragen, of me gewoon een mailtje sturen als je iets wilt weten, wat dan ook.

TGO Challenge 2022, ‘nabespreking’

Wat, 2022? Het is 2023 man. Schiet eens op.

Ja, ik ben deze keer erg laat met schrijven over mijn jaarlijkse Schotse tocht. Hoe zat het ook alweer? Ik ging meedoen aan de TGO Challenge, waarbij je vanaf één van 14 startpunten langs de Schotse westkust binnen 15 dagen moet oversteken naar de oostkust. 

Eerder schreef ik over het maken van die route (hier). Dat was nogal leuk. Ook was ik in aanraking gekomen met een leuke groep mensen, de ’Challengers’, een bepaald soort wandelaar. Ze houden van Schotland en van wildkamperen. Naarmate de tijd vorderde ontdekte ik dat de meeste wandelaars niet erg originele routes volgden (dat hoeft ook niet), dat ze graag mikten op de sociale kant van het wandelen, en dat ze op z’n zachtst gezegd nogal georganiseerd waren. Bijna anti-avontuur. Ik kreeg het er een beetje benauwd van.

Het grappigste is natuurlijk dat je jezelf gaat vergelijken met die andere wandelaars.
“Ben ik ook zo?”. Haha.

Mijn start was in Kilchoan, op Ardnamurchan, een schiereiland waar je een trein, een boot, een bus en nog een boot voor nodig hebt om er te komen. De eerste dagen was ik lekker aan het rondstampen, langzaam slingerend naar het oosten. Dagelijks arenden gezien, zowel steen- als zeearend. Er waren 80 uitvallers vanwege het slechte weer, dat ik grotendeels wist te missen. Ik loop nu eenmaal niet volgens de klok maar volgens m’n neus. Ik genoot de eerste vijf dagen volop, vooral omdat ik lekker afgelegen heuvels in m’n route had opgenomen. Toen stak ik de Great Glen over naar Fort William. Van daaraf wordt het landschap weidser, braver, met meer mensen en meer aangeplante bossen. Voorbij Dalwhinnie komen daar grouse moors bij, zeg maar extensieve pluimveehouderij. Erg. Van elke streek waar geen roofvogels vertonen krijg ik activistische neigingen. Volg @raptorpersecutionscotland maar, dan snap je wat ik bedoel. Wel had ik regelmatig goed gezelschap.
Het Cairngorms National Park stak ik hoog over. Erg overtuigend. Pittig weer, harde wind. In Braemar viel ik, zoals voorspeld, in de sociale kant van de Challenge. Hoogtepunt was een gesprek met de eigenaar van Loch Callater lodge, over de effecten van het gelijktijdig drinken van cider en whisky. De rest van de tocht loopt over cultuurland en jachtterrein naar de kust. Na 375 kilometer en 17 bergen en bergjes stond ik op het strand bij Montrose. Op zo’n langere tocht heb je meer dagen waarop je van je sterke benen kunt genieten.

Mijn wandelmodus is “eenling die ontsnapt”, dankzij een eigenzinnige route met de nodige onlogische keuzes. Ik kampeer hoog, liefst. Snelheid is niet van belang. Ontsnappen was er deze keer niet bij, want ik moest mijn route volgen en me eens in de paar dagen melden bij Challenge control. Er kijken mensen méé, jeetje. Verder oostwaarts is de Challenge voor mij toch te collectief. Of ik ben teveel snob. De gesprekken over routes en tegenslagen, de schouderklopjes over de afstanden, ze stonden me tegen. Overgeorganiseerde mensen vinden iets gauw een tegenslag. Echt wel wat bijzondere mensen ontmoet hoor, maar dat gebeurt zonder Challenge ook. 

Maar lijk ik nou op die Challengers? Jawel, vooruit. Ik ben ook een neuroot met m’n spullen. En ik ben tijdens het lopen nogal anti-autoritair. Dan is het leuk om gelijkgestemde ‘stravaigers’ tegen te komen. Dan kun je mooi kletsen over gekke uithoekjes. Maar verreweg de meeste wandelaars zijn nogal gefixeerd op kilometers en de exacte route. Dat vind ik geen wandelen.

Om kort te gaan: leuk experiment, maar ik zie er geen voordeel in om vaker mee te doen met de TGO Challenge. Misschien als ik boven de 70 ben weer eens, dan is de ondersteuning erg prettig denk ik. Erger nog: ik ging dit voorjaar voor het eerst sinds meer dan twintig jaar niet naar Schotland. Ik probeerde Ierland, The Emerald Isle. Onontgonnen terrein, jammie. Da’s m’n volgende stukje.

De roze lijn van kust tot kust is mijn route van Kilchoan naar Montrose. Westelijk van Fort William is ie het verrassendst.
tobermory to kilchoan ferry
Veerboten, da’s echt reizen. Veel staal, touw en olie, overal water, harde wind, heerlijk. De veerboot van Tobermory naar Kilchoan.
TGO Challenge register kilchoan 2022
Met 7 man gestart in Kilchoan, iedereen braaf om 9 uur (= nat pak), ik om 12.10. Had Innes McKendrick wel willen ontmoeten, jammer.
Rhum and Eigg as seen form north coast of Ardnamurchan, Scotland
De eilanden Rhum (links) en Eigg vanaf de noordkust van Ardnamurchan. Lekker de kustlijn volgen en kamperen tussen de rotsen later. Ik hoef eigenlijk niet zoveel meer dan wat kust en bergen, echt altijd leuk.
Derelict villages in Ulgary, Glen Moidart, Scotland
Een reeks verlaten dorpjes bezocht in Glen Moidart. Pokkeweer. En hoe deden mensen dat, hier wonen?
Kampeerplek in Glen Alladale. Altijd lekker eten en luieren.
Deze afdaling van Beinn Odhar Beag was me ontraden door de veteraan die mijn route controleerde. Ik vind dit soort chaos juist erg leuk en wilde het navigeren en prutsen tussen de rotsen niet missen. Glenfinnan ligt in de diepte, met de belofte van lekker eten.
Duidelijk toerist. Warm weer, maar dat is maar voor even. Heel fijn sjaaltje trouwens, gemaakt door Esther Vijftigschild.
Ardgour peaks in a row, seen from Stob Coire a'Chearcaill
Ardgour, toch wel het mooiste gebied aan de Schotse westkust (na Coigach). Zicht op nieuw slecht weer vanaf Stob Coire a’Chearcaill, de 4e berg in de route.
Deze groep koeien besloot hard op mij af te rennen. Pure nieuwsgierigheid. Ik wilde iets versnellen maar moest het echt op een lopen zetten. Daarbij verloor ik mijn telefoon. Ik sloeg hard rechtsaf de rivierbedding in om de koeien af te schudden en maakte een omtrekkende beweging. De telefoon vond ik, dankzij de allerlelijkste paarse hoes, terug in de modder. Er was niemand overheen gedenderd. Aan het einde van het glen staat een hek met een bord om je te waarschuwen voor deze figuren. Ben Nevis op de achtergrond trouwens.
Gewassen sokken drogen in de douche van Fort William Station.
Vanaf Fort William volgde ik een opgedoekte spoorlijn. Altijd fijn wandelen op een voormalig talud. Wel waren de bruggen niet meer zo in shape. Ik heb de rivier onder de brug proberen over te steken maar er toch van afgezien.
Ja, ik heb altijd wel lol. ’s Ochtends Sgurr Innse beklommen, laat in de middag Binnen Shuas, top nr 7 van de route. Ik was van plan er bovenop te kamperen, maar de wind-voorspelling zei 55 mijl per uur. De tent kan daar tegen (getest in storm Eunice op een veld in Bloemendaal) maar het is helemaal niet leuk om er dan in te liggen.
Idyllisch kampeerplekje. Maar het lastige met langwerpige valleien is dat de wind, eerst haaks op de vallei, als ie aantrekt, plots van richting kan veranderen. Zo rond 23u bleek dat de tent met de kop in de wind stond, en dat kan niet met deze tent.
Ook in seizoen twee van The Crown was het op deze plek al te winderig voor het leuke (Prins Philip die Charles mee uit vissen neemt terwijl Koningin Elizabeth worstelt met het picknickkleed). Binnen Shuas als achtergrond. Toen ik hier liep kwam ik ook filmploegen tegen. De Arverikie Estate verdient wat bij als filmlocatie. Dure lui in Range Rovers.
Hier ga ik een apart stuk over schrijven: ’s nachts opbreken, een stuk lopen en in het donker op een beschutte plek weer neerstrijken. Enorme kick.
Geweldige avond gehad. Eerst de tent hoog geparkeerd tussen twee toppen, dan wat eten, dan Cruach Innse beklimmen. Fantastisch. Opentrekkende wolken, fijne geologie. Bij terugkomst meer eten natuurlijk.
Het mooiste is nog dat je tijdens de afdaling je tent weer in het oog krijgt. De berg achter de tent (Sgurr Innse) heb ik de volgende ochtend beklommen, voordat ik opbrak om de tocht voort te zetten door het apenterrein links in beeld.
Met Gerry (77 jaar, flinke rugzak) op de top van Meall Chuaich, de eerste Munro van de route. Hij loopt als een kievit. Leuke conversaties ook. ’s avonds samen gekampeerd in Glen Feshie. Gerry ontdekte hoe veel hij eigenlijk bij zich had (2x het gewicht van mijn rugzak) en begon allerlei etenswaar te slijten bij mij.
Glen Feshie. Drie paarden en een helikopter bij onze kampeerplek. Heli buiten beeld. Die steeg om half zeven ’s ochtends op om de rijke mensen weg te brengen. Soort ‘Succession’ zeg maar, zo’n heli ook.
's Ochtends rond een uur of 4, toen het lichter werd, bleek dat onze kampeerlocatie een baltsheuveltje van een groepje korhoenders was. Heel bijzonder. Ze maken klokkende geluiden terwijl ze hoog opspringen.
’s Ochtends rond een uur of 4, toen het lichter werd, bleek dat onze kampeerlocatie een baltsheuveltje van een groepje korhoenders was. Heel bijzonder. Ze maken klokkende geluiden terwijl ze hoog opspringen.
Glen Feshie. Hier zie je wat er gebeurt als de landeigenaar de schadelijk grote populatie herten weghaalt: van kaal naar weelderig in een paar jaar.
Het leuke van de Challenge is dat er een aantal routes zijn die zo standaard zijn dat ik ze niet wil nemen. Dan ga je speuren naar alternatieven. In de blogs van Chris Townsend (een enorme doorloper die echt niks kan met de wereld en altijd in zijn tentje wil zitten) vond ik deze route omhoog door Coire Garbhlach en dan zo het Cairngorm plateau op. Het was qua terrein wel aanpoten, maar niks geks en wel perfecte vreemdheid en stilte.
De tent neergezet bij Loch aan Stuirteag (het meertje links op de foto). Soort van trofee-kampeerplek. Daarna gezelschap gekregen van Scott (je ziet twee tentjes aan bij het lichte deel van het meer). Ik beklom in de late middag Monadh Mòr en Beinn Bhrotain (in de regen enzo). Daarna werd de wind nog sterker en heb ik de tent een kwart slag gedraaid om de wind de baas te zijn (die eerst uit het zuiden kwam maar door de vallei getunneld werd zodat ie uit het westen leek te komen later)
Onderweg naar Beinn Bhrotain. Mooie vorstpatronen en vers slecht weer in aantocht. De harde wind en koude regen waren wel een beetje op t randje met fluttige ‘zomerkleding’.
Ben MacDui (24 jaar geleden beklommen, haha) gezien vanaf The Devil’s Point. Die laatste naam is Victoriaans verpreutst, want ‘Bod am Deamhain’ betekent gewoon ‘pik van de duivel’.
Op de camping in Braemar, en daar Fish’n’Chips gegeten met Gerry en daarna de Stag Bar in voor een rijk toetje en wat bier. Minstens 30 challengers in Braemar.
Loch Collator Lodge, waar de gastheren van het hostel een soort zoete inval hebben voor Challengers. Lekker bacon butties en veel thee. Hilarisch gesprek gevoerd met de grootste drinker van het stel over cloudy cider en whisky, en hoe je daar de controle over je lichaam ledemaat voor ledemaat door verliest.
Sticky toffee pudding opwarmen. Echt sjiek.
Hoge kampeerplek weer, behoorlijk beschut en vlak onder de top van de volgende munro, Mayar.
Glen Clova. De route kwam van rechts over de heuvels aan de overkant, dan langs het hotel (daar tussen de bomen) en dan aan deze kant weer de berg op. Dat lukt, na 12 dagen lopen.
De meeste Challengers lopen over asfalt de laatste twee dagen naar de kust. Ik heb net zo lang gezocht tot ik een route over onverharde wegen en akkerranden gevonden had, maar moest wegens veel omgewaaide bomen toch overschakelen naar meer asfalt dan ik leuk vond.
Klassiek TGO-toetje: een paar kilometer van het strand van Kinnaber ligt een ‘Strawberry Farm’ waar je erg lekker kunt eten.
De Noordzee, na 15 dagen lopen (met 17 bergen/bergjes, 377km gelopen en 10.800m geklommen)
Blij ei!
And all I got was this lousy t-shirt. Fijne ontvangst aan de eindstreep, maar vlug naar Aberdeen verkast voor een hotelletje en dan de vlucht naar huis. (Heb uitgezocht of ik met de trein kon, maar da’s echt twee dagen werk en kost een fortuin, relatief)

Hogerop kamperen / camping on top

De surrogaat-TGO Challenge 2021 / Faux TGO Challenge 2021

English text below

De COVID-regels hielpen mijn TGO Challenge om zeep. Eind Augustus waren de regels milder, en glipte ik door alle controles naar Schotland. Zoveel controles, nul vakantiegevoel. Dat begon pas in de haven van Oban, waar de ferry naar het eiland Mull lag te wachten in de zeemist.

Je vindt het volledige wandelverhaal met route en foto’s op Walkhighlands.

Als ik een korte samenvatting moet geven: dit was het jaar van het hoog kamperen. In 2020 was de wind veel te hard om zoiets te wagen, dit jaar was het weer zo mild dat je eigenlijk overal wel kon staan. Als je hoog kampeert, draai je de dagen om: je begint met een afdaling en eindigt met een klim. Heerlijk. Daarnaast hield ik de regels van de Challenge in gedachten: de route moet continu zijn. In plaats van op bevoorradingsdagen een sprongetje te maken, probeerde ik echt om een doorgaande route vast te houden. Eén uitstapje: het eiland Ulva. Schitterend.
Schotland is mooi in Augustus. De heide in bloei, de varens hoog en overal ijskoud zwemwater als je het te heet krijgt. Het zwermt van de teken, en ook de midges zijn er nog, maar daar wen je wel aan.

De 2022 TGO Challenge is aan het rijpen. Het merendeel van de route is klaar, alleen 4 dagen in het midden zijn nog 5 km te lang of 500m te hoog. Later meer!

Faux TGO Challenge 2021

When the postponed TGO Challenge took place in June, COVID rules kept me from attending. I deferred my place to 2022. My plane tickets were also deferred, to the end of August. My walk started on the Isle of Mull, crossed to Morvern and across the Mamores to the Nevis range.
With the TGO Challenge in mind, I took more effort to keep my route continuous. And I decided to try and camp as high as possible. It turned out to be easy, because the weather was benign. Quite warm, and mostly still. So from now on, August equals high camps. And ticks. And swimming. All camp spots are listed below. If you want to read the full report, with maps and descriptions, please go to Walkhighlands.

Me, I’m working on my revised route for TGOC22. Seven days are copied from my 2021 route plan, four days are new and quite final, and four days in the middle are not ripe yet, the walks all are either 5km too long, or 500m too high 😉

Mooi plekje tussen vulkanisch gedonder bij Rubha na Cotha aan de zuidkust van Mull. Erg on-bewandeld, een kayak is veel handiger.
In het zicht van Ben More op Mull. Heerlijk plekje aan zwemwater. Te organisch om te drinken, maar ik had dit jaar een filter mee. Deze foto is van 5:45 in de ochtend, een prima tijd om zo’n top te beklimmen.
Mull is leeg van binnen, op een paar verstilde huisjes na. Hier bij Gortenbuie, waar ik aan de rivier stond. Gelukkig staken de koeien de bijna lege rivier niet over.
Ulva, een weelderig eilandje naar Schotse begrippen. De bloeiende heide staat op oude lagen lava, het eiland is heel terrassig. Vroeger woonden er 600 mensen, nu een handvol, dus je vindt overal ruïnes. De gemeenschap heeft het eilandje gekocht, iedereen is hard aan t werk.
De tent, iets hogerop, want aan de kust was geen zoet water. De midges werden weggeblazen door een briesje. Ik herinner me vooral het gouden licht op alle eilanden en de extreem goeie kaas die ik in Salen had gekocht (Tobermory mature cheddar).
In Tobermory zocht ik een kamer om alles te wassen, maar ik vond er maar 1 (na 15 B&B’s en 4 hotels te hebben afgelopen of gebeld), en ook nog voor 140 pond. Maar kennelijk is mijn humeur door de fish and chips in de haven omgeslagen naar heel mild.
De camping in Tobermory is van het relaxte type: ‘Heb je een tientje cash? Doe dat maar in die rode brievenbus daar’. Kleren gewassen en weer aangetrokken.
Vanaf Mull de boot genomen naar Morvern, een streek zonder hoge bergen en dus zonder wandelaars. Hier staat de tent 5 minuten lopen van de top van Beinn Mheadhoin (732m, geclassificeerd als een ‘Graham’). Geweldig om bij het wakkerworden al ergens bovenop te zijn.
Aan het einde van die dag weer omhoog, naar de col tussen Creach Bheinn en Fuar Bheinn, twee Corbetts. Slecht plekje met heel weinig water. Filteren uit poeltjes, yummie. Voor het eten de ene top, en de volgende ochtend de andere top beklommen.
Slechter weer op komst. Foto tijdens de klim, nog voor het avondeten. De dubbele heuvel aan de horizon is Garbh Bheinn, de eerste heuvel die ik ooit beklom in Schotland. Het is een moeilijke heuvel, de navigatie er weer af is erg lastig. Ik deed ‘m in grimmig weer op 1 juni 1994. Ik kwam er wel af, maar viel om. Gelukkig bracht een politieauto me naar de dokter, waar ik in folie werd verpakt. Nadien werd ik naar een B&B gebracht waar ik een gat in de dag sliep. Kijk, zo leer je tenminste wat ontzag voor die heuvels. Op 3 juni 1994 was ik weer op pad, en heb ik ergens in een bothy veel geleerd van The London Cabby, een zwarte wandelaar (dan zie je hoe wit wandelen is). Hij had 7 jaar ervaring, en ging die dag alleen de bothy uit om eten te halen en een krantje. Ik heb dus tegenwoordig een e-reader mee, om slecht weer uit te kunnen zitten en niet persé naar buiten te moeten en zullen. Inmiddels heb ik natuurlijk meer dan een kwart eeuw ervaring met Brits weer en Schotse heuvels, en dus … ben ik nog steeds op mn hoede 😉
Na een stop in Fort William (guesthouse, boodschappen) rij ik terug naar mn route. Die gaat de Mamores op, een lange rug met een tiental toppen. Na de eerste twee toppen kampeer ik bijna bovenop, op een plekje dat ik vantevoren heb gemarkeerd op de kaart (er zijn natuurlijk niet veel vlakke plekjes op een bergrug, als je tenminste niet helemaal bovenop wilt staan). Zoals je ziet een erg ongezellig plekje, waar ik wel erg lekker eten had. De tent stond niet helemaal goed, waardoor de wind tegen de voorkant blies. Ik sliep toch goed en was de volgende ochtend al snel weer ergens bovenop.
Na een lage dag op de Mamores zonder zicht, klaarde het weer op. De voorspellingen waren zo goed dat mijn route draaide richting de hoogste bergen van Schotland: Ben Nevis en z’n buren. De kampeerplek hier is fijn aan een stroompje.
Zicht vanaf Carn Mor Dearg, die met een smalle arrête is verbonden met Ben Nevis. ‘The Ben’ is een bult vanuit Fort William gezien, maar een bruut van deze kant. Allemaal graniet. Het weer was hier zo goed dat je over de smalste richel, over de grootste rotsblokken zo naar de top tippelt. De skills die ik heb geleerd van het in blote voeten over Franse golfbrekers lopen, ben ik nooit kwijtgeraakt. Vergeef me de ernstige romantisering.
Eindelijk. Na 300 andere heuvels te hebben beklommen kom ik toe aan de hoogste, Ben Nevis. 1345m slechts, maar 260 dagen per jaar meer dan windkracht 9. Kijk maar in het verslag van vorig jaar hoe het er aan toe kan gaan. Bovenop Ben Nevis waren nog 150 mensen, schat ik. Een Chinese Maleisier neemt hier mijn foto, nadat ik goed gegeten heb. Aan mijn voeten ligt mijn nieuwe Filson hoed, een onmisbaar attribuut als het warm en zonnig is.
Uit zuinigheid en omdat alles vol zit, sta ik op de camping in Glen Nevis. Prima plek, restaurant om de hoek. Dit is om 6u in de ochtend, opstaan om de trein naar Glasgow te halen.