De klei zo vrij

‘Mijn foto’s zijn vastgelegde
werkelijkheid’, zei een natuurliefhebber tegen mij. De foto’s die hij online postte lieten zonsondergangen, zonsopgangen en vogels zien. Ze vormden voor mij het bewijs dat de beeldtaal van de romantiek de maatstaf is, en dat mensen niet zien dat ze die hanteren. 
Noordoost-Groningen is een plek waar je om je eigen esthetische verwachtingen heen kunt kijken. Zelden is er gelegenheid voor een lekkere knusse gewone geruststellende zonsopkomst met mistflarden. Zoals op mijn eerste wandeldag, als ik om 7:15 de sportvelden verlaat. Zon, ja; mistflarden, ja; maar een kanaal, een windmolen, en de rand van het tamelijk schamele Nieuweschans werken niet mee. Later die ochtend loop ik door ruilverkaveld turbo-akkerland. Kwaliteiten als openheid, veel lucht, niet rommelig; maar ook heel steriel, weinig ‘mens’. De natuur is er fragmentarisch: reeën, gele kwikstaartjes, hazen. Losse beestjes, verdwaald. De historische component idem. Een gevel, een kerkje, verloren tussen onaandachtige nieuwigheid. Wil je hier idyllisch boerenland in zien, dan moet je meestentijds wegkijken. 

Je snapt, geheel in lijn met wat ik anderen voorhoud ga ik niet wegkijken maar juist toekijken. Heel plezierig, wanneer het lukt. De nachtclub in de nieuwbouwboerderij, de junkyard aan de dorpsrand. Geleid door mijn eigen type romantiek liep ik om naar het gehucht Hongerige Wolf. Ook dat gaf niets om mijn verwachtingen die me een 18e-eeuwse herberg voorspiegelden. Nee, het waterschap was er aan t graven, vissers parkeerden hun Kia’s, de schattige cottages bleken verkrotte bejaardenwoningen. Iets verderop viel een perfect in de lak staande 19e eeuwse sluis uit de toon, te mooi, te VVV. En bij een boerenvilla zag ik een blauwborst. Was die ook uitgekeken op z’n gebruikelijke riethalm?

Zo werden de gedachte attracties naar de tweede rang gedrongen door objecten en plekken zoals de zeedijk, het gemaal, de aluminiumfabriek en kegelhuis De Zeearend. Die hoeven niet in een wandelboekje of erfgoedlijst, want ze hebben hun eigen, hedendaagse noodzakelijkheid. Zowel functie als vorm kan zonder steun van architectuurhistorici of ecologen. 

Daar voelt de wandelaar zich vrij. Nergens een bordje dat zegt ‘hier is uw gewenste helende natuur’ of ‘hier voelt u zich verbonden met de geschiedenis’. Gewone, onbeladen, vrij in te vullen wandelspace. Groot, plat en gevuld met klei en boerderij. En ik maar lopen. 

Ik wil nog wel even gezegd hebben: de klassieke toerist in mij kwam ook aan zijn trekken. Herenboerderijen, prachtige wierden, het lege buitendijkse kwelderlandschap. Schitterend. 

Bij de sportvelden in Nieuweschans was het koud. Ik jatte een vuilniszak als grondzeil.

Koning stro heeft schijt aan de wet: protest tegen stro-trucks die door het gehucht Hongerige Wolf scheuren.

De vrijheid van het buitendijks wandelen

Termunterzijl, oude sluis

verlaat het gebouw alleen als u schoon bent!

Door industrie opgeslokte dorpen Heveskes, Oterdum en Weiwerd. Hier het kerkje van Heveskes, met teruggeplaatst gietijzeren hek en weëe geur van amandel, merkstift en popcorn van nabijgelegen Dow Chemical.

Op elke 18-19e eeuwse begraafplaats zie ik zerken met de naam Smith.

Het verdwenen dorp Weiwerd.

Loop door deze keerdeur en je vindt een worstelend stadje, Delfzijl. Lelijk, je zou haast langer blijven om te ontdekken wat er wél gelukt is hier.

Wilde een houtzager nog €20 zien voor mijn tentje, de broers van Alberdaheerd wezen mij hun theekoepeltje uit 1870 als slaapplaats. Aan drie kanten landschap.

Glanzende klei om 7.15 langs het Lissebonse pad buiten ’t Zandt (zand??)

De Menkemaborg. Top-erfgoed van Natuurmonumenten.

Op weg naar zee vanuit Uithuizen kruis je drie dijken. Voor je de zeedijk bereikt is het land superplat, met peen, bollen, uien en pootaardappelen.

Buitendijks: duizenden brantganzen, tientallen lepelaars.

Het Zielhoes. Hoogpolig tapijt is hier een stylingkeuze. Leuke lui.

Veldje in Noordpolderzijl, waar de gemeente een camping wil die er niet wil komen.

Dit is de grootste spitsmuis van Europa, de waterspitsmuis. Maarhuizen.

Pootaardappels in kuubkisten vijf hoog.

Verlaten camping t Woltkampke, Niekerk. ik luister de bekerfinale op langs de lijn. Mooi weer, nog wel.

Maandag 25 april is het honds koud, met harde hagelbuien zonder veel onderbreking. Nat tot op mn ondergoed.

Lauwersoog, een echte haven met vrije jongens. Fijn. (dit is lang niet de obsceenste mercedes)

Open, open, open

31 mei. Ik ben weer thuis. Meteen drop gekocht en aardappeltjes gebakken voor de kinderen. Wat een fijn warm nest is dit toch.

Mijn reis, ik vond ‘m heerlijk. Zoveel schitterende koude ochtenden, zo vaak geraakt door kunst en ondergedompeld in het weelderigste groen. Mijn weg vinden door het landschap, dat is mijn tweede natuur. Ik vind het een genot, ik blijf maar kijken hoe het zo fijn langzaam verschuift als ik loop. Een lange-afstandswandeling krijgt met de juiste ingrediënten diepgang, en de wandelaar vangt dan meer dan een glimp op van het ‘boven-materiële’. Een voorrecht, zeker als het hogere wordt uitgebeeld door getalenteerde kunstenaars als Grünewald, Holbein of Giotto.

‘Wat waren de dieptepunten?’, vraag je. Ik kan ze niet aanwijzen. Er was hooguit wat ongemak, verholpen met een goede maaltijd en rust. De pelgrimage als sjouwpartij in de hitte, ik wist dat dat niet hoefde. Ik wist dat een route, aaneengebreid uit allerlei paden, me zou brengen wat ik zocht. Die vermoedens zijn bevestigd. Maar ik ben ook verrast. Dankzij de afstand, het alleen-zijn, het wakker worden op een berg, de vogels, de mensen onderweg, en de absurde herhaling, ging ik open, open, open. Ik was al dol op de mens als rommelaar, met z’n landjes, z’n spullen en z’n praatjes. Nu voelde ik meermaals een begrip, een liefde tot de persoon tegenover me. (Mijn verdraagzaamheid ten opzichte van de dagelijks-leven-chaos is helaas niet toegenomen, vooralsnog)

 De steden, gebouwen en kunstwerken lieten me zien dat het onvolmaakte meer kans op de eeuwigheid heeft dan het perfecte. Bologna, wat een ruwe, door de eeuwen heen bij elkaar geplakte minkukel. In elk tijdperk, onder elke heerser, blijft het staan en groeit het aan. Geen vantevoren bedacht plan kan zoiets moois opleveren.

De slimste eigenschap van zo’n lange tocht is dat hij niet te plannen is. Je kunt 100 dagen nooit van tevoren invullen. Er zijn onderweg zoveel opties die zich aandienen, de keuze ertussen moet wel op het moment genomen worden. Door mij, maar beïnvloed door weer, tijd, humeur of vermoeidheid. Keuzes die achteraf geweldig of halfslachtig blijken te zijn, maar in elk geval oncorrigeerbaar en onherhaalbaar. Zo krijg je een unieke tocht.

Twee vragen die mij steeds werden gesteld, zijn bedrieglijk simpel, maar misschien wel onbeantwoordbaar.

Per che, sei qui? / Wat brengt je hier?

Dove vai, tu? / Waarheen ga je?

De eerste vraagt een reconstructie van alle gebeurtenissen. Je ziet dan hoe ongericht de tocht (je leven) verloopt. Een helder antwoord op de tweede vraag wordt daardoor hachelijk. Als je weet welke willekeur je hier bracht, hoe kun je dan weten waar je heen gaat? Wat je wel kunt, is iets wíllen, hopen. En dat is precies voldoende om zowel te kunnen kiezen, als ook vrede te hebben met de uiteindelijke loop. Natuurlijk hebben beide vragen een onderliggend ‘waarom?’. Waarom ben je van huis gegaan, waarom heb je die-en-die keuze gemaakt, en waarom wil je gaan waar je heen wilt? De kinderen uit groep drie van de school van mijn kinderen komen al met die vraag.

Ik ga geen boek schrijven. Teveel pelgrims gingen me voor, de berg schrijfsels is te hoog. In die boekjes staan vaak precies de dingen waar het niet om gaat. Hoe ver, wanneer, met wie, in vaak kleffe anekdotes. Van mij dan een greep uit de huishoudelijke trivialiteiten:

  • Ik zeg altijd ‘wandelen is geen sport’, en ik heb geteut dat het een lust is en de route na Assisi met twee dagen uitgebreid. Maar met zoveel tijd beschikbaar per dag schoot het flink op. Mijn route meet 2.677 km, ik heb er 94 dagen over gedaan, waarvan 4 rustdagen, 10 halve dagen (‘museumdagen’) en 80 hele dagen (gemiddeld 31,4km); 18 dagen boven de 35km, de langste ruim 45km (op de Po-vlakte); de zwaarste dag was 6 maart, Keulen in. Ik wilde geen meter meer verder, had teveel op mijn bord geschept, en kon me nog net van het hotel naar het restaurant slepen. Het ergste was dat ik steeds voorzichtig dacht ‘je moet niet denken dat je er al bent’, en me toch steeds vergiste in hoe ver het vérder was dan ik hoopte.
  • Vroeg opstaan. In Duitsland was ik altijd rond 7 uur aan de wandel, en dat werd in Italië steeds vroeger tot 05:50 aantoe. Ik hou enorm van de ochtend, de belofte ervan. Soms sliep ik al voor zonsondergang.
  • Veel eten. De max: bijna een liter havermoutpap met rozijnen als ontbijt, dan dubbele koffie met ook twee keer iets erbij, warm eten tussen de middag (primo, secundo, dolce, wijn, koffie), fruit tussendoor, een aperitivo met hapjes en ’s avonds in de tent nog eens gevulde pasta met worst en kaas of vis erbij gevolgd door chocolade. Oeioei. Lekker!
  • Koken: om zuinig te zijn met water en brandstof doe je leuke uitvindingen: pasta koken in bouillon en die afgieten en opdrinken, of pap maken met gecondenseerde melk.
  • Het weer. Kou: 6 weken iets van nachtvorst, met een paar nachten rond -5. Koudste dag: naar Nördlingen, de hele dag de bodywarmer aangehouden, handschoenen, muts en kapuchon op. Regen: mag geen naam hebben, iets van 7 echte regendagen. Warmte: in Italië een dag of 15 met middagtemperaturen (in de schaduw) van 23-28 graden, meer dan ik fijn vind, maar niets vergeleken bij wat zomerpelgrims over zich afroepen.
  • Klimmen: liep in Italië best uit de hand, veel dagen meer dan 1000 meter, tot meer dan 2.100 meter op 9 mei in de Appennijnen, dankzij lange pauzes met goed gezelschap.
  • Overnachten. 64 nachten kamperen, waarvan 6 op een camping (ja, als je eenmaal wildkampeert heb je geen zin meer in een toiletgebouw en betalen); 24 nachten in hotel, pension of B&B, 2 bij kennissen en 3 bij vrouw en kinderen in een vakantiehuisje. De hotels boekte ik alleen in grote steden vantevoren, er is plek zat in het voorjaar. Kerkelijk onderdak heb ik niet gezocht, ik kon mezelf niet als pelgrim presenteren.
  • Kosten: ongeveer €55 per dag. Heb vaak €30-40 per dag uitgegeven aan eten, niet op beknibbeld, maar ook 63 nachten gratis overnacht. De aangeschafte uitrusting en kleding, schoenen (vantevoren en onderweg) kostte ongeveer € 1.200. 
  • Materiaal: geen pech gehad, tevreden over de uitrusting. De verrassing: de stretch lakenzak van Sea to Summit. Veel makkelijker dan zijde of katoen. Wat een goed ding is dat!
  • Navigatie: zoals verwacht was de combi iPhone-Viewranger onverslaanbaar. Pas in Umbrië lieten de OpenCycleMaps kaarten gaten vallen, maar de kaarten van Kees Roodenburg had ik ook mee als PDF. Moest er veel genavigeerd worden, dan haalde ik met de batterij plus de extra accu de 4 dagen niet.
  • Heimwee heb ik niet gekend. Op 8 mei werden de teken en de stekels en de helling en de hitte mij te machtig en miste ik iedereen, maar toen ik dat uitsprak was ik getroost.
  • De bus: je kunt de hele route via de Reschenpas lopen, en dat deed ik. In Utrecht nam ik de bus op en neer naar m’n slaapadres, in Lana de trein op en neer naar Bolzano en dat was het.
  • Taal: ik spreek volgens veel Duitsers aardig Duits en zing het ook. Mijn Italiaans, hoe mager ook, maakte een groot verschil, dat was wel een openbaring.
  • Compostela. Ik zeg nooit nooit, maar lopen op een vaste route met z’n allen ligt me niet. Ik zou eerder het Verenigd Koninkrijk diagonaal doorkruisen of nog eens een flink stuk Italië doen.
  • Marjolein. Jij maakte dit mogelijk. Ik vertelde het iedereen en men prijst je erom. Ik ook, het is zo bijzonder dat je het deed.

  

De laatste cocktail in Rome

  

3 juni beloofde ik thuis te zijn voor Fré’s verjaardag. Gelukt!

  

Aftrainen en inburgeren tijdens de avondvierdaagse van de basisschool.

 

In de stad opgaan

Het einde van deze gelukzalige reis. Een reus van een tocht, dag voor dag tot mij gekomen. Ik las terug in mijn schrijfboekje. Over 9 april, nabij Augsburg met een bevroren buitentent. Mijn geheugen is zo vol dat die dag er gerubriceerd is als een wandelvakantie van een jaar of zes geleden. 
De pelgrim lost ogenblikkelijk op hier in de Eeuwige Stad. Tussen de andere toeristen, tussen de vele reli-bezoekers. Niemand kun je vertellen dat je bent komen lopen want dat valt volstrekt buiten de kaders. Het klinkt elke dag gekker, tot ik mezelf er aan moet herinneren. 
Donderdag 28 mei de eerste dag zonder route of rugzak, maar de aanpak ijlt na, was er al, en gaat nooit meer weg. Ik loop m’n neus achterna zuidwaarts. De stadswijk zonder bijzonderheden boeit me, ik draai wat bochtjes, vergeet Tripadvisor en eet waar iedereen eet. Ik bezoek de St Paulus-buiten-de-muren en slaap op het gras. Terug naar de stad stop ik bij gevelkunst, de hells angels, een faculteit en een oude rode draad: industrieel erfgoed. De laatste zwaai door de wijken Regola en Ghetto gaat langs een overhemdenzaakje, waar een oma en een moeder mijn maten nemen, en het kleinkind vraagt of ik ook een stropdas nodig heb. De enige glimp die ze opvangen van mijn reis is mijn opmerking ‘niet te krap, normaliter ben ik iets dikker’. 

“Een plattegrond bestaat allemaal uit strepen, maar die strepen, dat zijn wegen”. Mensen ik moet dringend naar huis, mijn nageslacht heeft trekjes van mij en dat wil ik van dichtbij beleven.

  

De laatste stop in de buitenwijk. Las Vegas, met grote parkeerterreinen, hypermarkt en ommuurd wijkje.

  

Met de spits de stad in. Geweldig.

  

Franciscus voor de S Giovanni in Laterano. De belangrijkste kerk ter wereld en technisch eindpunt van de wandelroute.

  

Maar de kerk is wel het eerste echte Rome en dus grijpt het me wel aan. Behoorlijk. (Sint Andreas. Geweldige sculptuur. Dat het onwaarschijnlijk is dat heiligen zo gespierd en woest waren neem ik voor lief.

  

De keizer en de wegwerkers

  

Voldane blik! Foto door fietser Hans, die ook net aankomt. De enige persoon die kan snappen wat zo’n tocht is en doet. Fijn.

  

Door een darm vol toeristen naar de Sixtijnse kapel, als toetje. De kleuren en poses mooi als altijd.

  

De kamers van Rafaël.

  

In de Sixtijnse kapel vliegen twee bijeneters, en in de pauselijke collectie vind ik deze. De vogel als godsbewijs.

  

Op weg naar mijn kamer regent het Schots. Nog 1 keer in de ’terreinwagen-modus’ door een heel groot verlaten park

  

De laatste keer sokken wassen (al met machine) en de laatste keer tent drogen.

  

Sint Paulus buiten de muren, gebouwd op zijn graf, dat aan een Romeinse grafweg lag. Het waren ooit echte mensen, die heiligen.

  

Letterenfaculteit. Italianen hebben een cultuur van op de muren geschreven protest.

  

Geen toeval dat ik langs industrie loop. Wandelen door industrie voelt onaangepast, stiekem.

  

De rode man maakt een foto van mij.

      

Wie binnen gaat om God lief te hebben, komt naar buiten om zijn naaste lief te hebben. Ik denk dat we dat laatste meteen wel kunnen doen.

  

Marjolein komt me halen! Wat een fijne afsluiting, samen door de stad struinen.

  

Het Pantheon. Zo sober als ongewapend beton kan zijn. Maar een geschikt eindpunt voor een Rome-tocht is het niet.

  

Sint Ignatius van Loyola. Ruig 3D-werk, en lichtvoetig, vrolijk. Hier geen straf of schuld te vinden.

  

De Trevi fontein, met loopplank voor de Japanners die echt moeten.

  

Trevi fontein, 28 jaar geleden. Veel gebeurtenissen uit die reis staan me nog helder voor de geest. Wat maakte Italië toen een indruk. Leendert, links, plaatste de foto op Facebook, nadat Rolf (midden) door mijn aankomst even terugdacht en dat meldde.

 

Francesco is beroemd

Italianen, ik kan er wel wat mee. Goedlachs, mijn grijns steekt ze makkelijk aan. In Calvi dell’Umbria had ik een klik met de plaatselijke wandelclub-hoofdman, een gesprek met pen en papier erbij. Over het plaatsen van je tent als ‘het maken van een (heilige) plaats’ in micro-formaat. Als je een plekje kiest, wat geeft de doorslag? Knusheid, een veilig gevoel? Uitzicht, overzicht? Een boom, een bloem? Dat is voor iedereen anders. Maar de plek krijgt voor mij betekenis. Ik raak er op gesteld. De echte heilige plaatsen worden door heel veel mensen herkend. Ze voelen goed.

De laatste dagen liep ik langs kleine heiligdommen op plekken waar Franciscus is geweest. Maar het ging soms zoals veel plaatsen waar een beroemdheid langskwam. Het worden wél bedevaartsoorden, maar van het aankruis-type. Ze vallen samen met die ene passage van de beroemdheid. Waarom niet de eigen kracht van de plek vertaald voor het publiek? In plaats daarvan maakte men het nog erger door te zeggen ‘de paus is hier ook geweest’. Ja, omdat Franciscus hier ooit was. Of is dat voldoende? Ik vind van niet.

dit is zoals ik me Kees Roodenburg voorstel, de maker van de route die ik de laatste 18 dagen volg. Hij heeft een Ennio Morricone-ringtone en houdt van eenzame weggetjesmet trillende lucht erboven. Drinkt Jose Cuervo Gold, als er weer een etappe nagelopen is. Deze argwanende blik bewaart-ie voor Duitse concurrenten.

Vogel van de week: de bijeneter. Exotisch gekleurd, maar ook met een heel speciale zeilende vlucht, als een heel grote vlinder.

In de supercompacte dorpjes is geen plek voor een plein, een piazza. Maar toch wel voor een piazetta? Prachtig, die kleine uitgespaarde ruimtes.

Consumenten-religie: laat uw BMW met wijwater besprenkelen, dan rijdt u geen pelgrim aan. Prima idee.

Echte regen! Dertig dagen droog gehad.

Zaterdag 23 mei regende het nogal. Hier langs bar Pergola om te drogen. Lelijke plek, ook wel eens goed.

Bij de groentetuin van Mirella en Piero. Ze hadden het niet breed, dus waren ze heel gastvrij en gul met eten.

Partnergemeente Bethlehem (in Palestina!)? O ja, op het volgende bord staat waarom: Greccio heeft de eerste kerststal ter wereld.

Stroncone. De dorpen hier zijn vaak Borgo’s, ommuurd, waarbij de muur ook bewoond is en alles verbonden is met steegjes en trappetjes.

Goede info. Heiligdommen professionaliseren.

Plek op de laatste berg. De everzwijnen knorden er weer lustig op los.

Wandelclub in Calvi krijgt mijn verhaal doorgebriefd van de chef.

De Paus was hier ook! Ja, en?

Maandag 25 mei: wolken vullen het Tiberdal zoals ze oo 18 maart het Rijndal vulden. Let op de zwarte hond. Begon tegen mij, maar blaft nu tegen alle andere honden. Geen slimme dieren.

Vanaf Fara in Sabina kun je de koepel van de Sint Pieter makkelijk zien. Fara ligt op een mooie heuvel, prachtig gesitueerd.

Montelibretti, maandag 25 mei. Na de eerste helft van Roma-Lazio vertrek ik. Donker weer, spetters, en afgeladen bars.

Maandag kwam de andere religie van de Italianen even boven: voetbal. Sint Franciscus, dat is natuurlijk de nummer 10 van AS Roma, ‘San’ Francesco Totti. Hier nota bene met mijn filmtip voor Rome op de borst ‘La Grande Belezza’. Dat is Rome en het leven hier. Foto: FILIPPO MONTEFORTE

Laatste kampeerplek, met toetje.

Journalistieke foto: waterbak zoals je die overal ziet. Boertjes vullen hier ook hun giftanks, je ziet de verpakkingen van de fungiciden liggen, zo gaat dat.

De laatste keer koken. Waarom staat de brander zo raar op de weg? Nou, ik zat er eerst naast natuurlijk, maar toen de zon weer achter de wolk vsndaan kwam bleek dat die plek helemaal niet in de schaduw was. Verhuisd en de brander blijft dan staan.

De vrije vogels

Ik liep door Bevagna, een kleine plaats, gezellig, maar waarom liep mijn route hierlangs? Na even zoeken vond ik het: Franciscus preekte tot de vogels hier. Ik wist al: elk bijzonder persoon wordt door de RK kerk ingelijfd via een heiligverklaring. Een wat parasitair trekje met het positieve effect dat we ons die persoon en zijn/haar invloed blijven herinneren. Via Franciscus overschrijdt de kerk de grens tussen de soorten. De vogels, zo wil het verhaal, luisterden ademloos naar de preek en zongen Gods lof. Ik vind het brutaal, een andere diersoort inzetten ter meerdere eer en glorie van jouw God. Franciscus wordt er een aaibare heilige van, waar veel Duitse pelgrims mee komen dwepen. De natuur als het enige Goede, met viespeuk Mens daar tegenover. Brrr. En wat een serieusheid walmt er van die pelgrims af! Neem een aperitief en ga billen kijken männer, dat zal opluchten. Lach eens! De vrouwelijke pelgrims zijn zoals ik al eerder schreef, een stuk ontspannener en beter gehumeurd.
De afgelopen dagen ging het over Monte Subasio, in de hitte door de vlakte naar Spoleto, over Monte Fionchi naar Ferentillo en vanaf daar weer over een berg naar Poggio Bustone. Ik schrijf dit in Rieti. De route is lekker pittig, soms puzzelen en vaak erg mooi en slim gekozen. Als altijd word ik blij van vogels, hieronder een paar te zien. Vogel-van-de-week is de roodpootvalk, met een groot verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. In Nederland zie je veel meer, vooral roofvogels. De reden is heel simpel: er zijn hier 800.000 jagers die volgens de laagste schatting 100.000.000 vogels schieten. Erg onfranciscaans.

De hop. Daar word ik vrolijk van, het lijkt een schelm, laat zich graag zien, met zn uitbundige veren.

 

De wielewaal. Je hoort hem doorlopend, een welluidende riedel, maar je ziet hem zelden, ook niet als je lang blijft speuren. Knalgeel, maar dat schuilhouden en dat zwarte masker maken hem streng.

 

Op Monte Subasio wemelde het ervan. Ik wist niet dat dat kon, valken in groepen. En ook nog verschillende kleuren! Dank aan Ed van Zoonen, de fotograaf.

 

Het vrouwtje is licht van onder, en bruin, het mannetje donker en mooi leigrijs van boven. ik was in de war! Op 21 mei zag ik ze weer.

 

De top van Monte Subasio. Vrije Paarden! 

 

Monte Subiaso: raadselachtige kuil. Bij navraag: een kalkdoline, een gat veroorzaakt door het oplossen van kalk.

 

Spello, 18 mei. Super gegeten met super wijn.

 

Spello en Monte Subasio.

 

Bij Bevagna. Men bouwt graag losstaande ‘daken’, waar dan van alles onder staat.

 

Bevagna, 18 mei

 

Lollig. Twee mannen lachten me een beetje uit toen ik een kampeerplek vroeg. ‘Je kunt hier overal wel staan, maakt niet uit, het is van niemand en niemand zegt er wat van’

 

Montefalco is een merk. Wijn en olie.

 

Soms wil het in beeld brengen van het contact tussen mens en goddelijkheid ontaarden in bizarre special effects. Kitsch ook.

 

Santa Maria Delle Stelle

 

Broodje in hete vlakte, tomaten zelf toevoegen. De lolligste gebeurtenis: ik lig dwars over een karrenspoor te slapen, en word wakker van een jonge man op een brommertje die er langs wil. We praten. Het is een Albanese metselaar, pas getrouwd, onderweg naar een klus. Fijne ontmoeting, die je niet zou verzinnen.

 

Spoleto, werelderfgoed. Ik at mn broodje in een vies parkje tussen flats. De natuur van Franciscus is namelijk niet voor iedereen toegankelijk.

 

Boog van Drusus, Spoleto. Verderop Bar dei Artisti, waar de barman lekkere drankjes maakt en de bediening doet denken aan het meisje waar Bertus Aafjes zijn hart aan verloor onderweg.

 

20 mei, de ochtendklim boven Spoleto

 

De engste, maar bemoedigende, gebeurtenis: ik kies een route over Monte Fionchi, om weer eens een top mee te pikken. Ik zie een pittoreske schaapskudde. Helaas ligt er zo’n grote vuilwitte hond naast. Erger: als ik naderbij kom, komen er op de eerste blaf nog twee grote witte en een kleinere zwarte de hoek om sjezen. Geen herder. De grootste hond komt heel dichtbij, met angstwekkende grom en opgetrokken lip. Ik blijf staan en zeg ‘kom maar even snuffelen’. Daarna vertel ik waar ik heen wil. Uiteindelijk zeg ik ‘ga terug naar je kudde’, iemand imiterend die niet bang is voor honden. Het werkt, vooral het bezwerende ‘goedzo’ als de hond aanstalten maakt. Dat de hond dit pikt kan maar een ding betekenen: ik ben m’n angst voor honden kwijt. Als ze opgevoed zijn tenminste.

 

De top van Monte Fionchi, leuk extraatje, koud genoeg voor muts en jas.

 

Eveneens buiten de route: het eremo Giovanni Battista.

 

Ferentillo, 20 mei. Soms kom je helemaal in de verkeerde tent terecht. Niet voor de eerste keer wordt de rekening voor primi, secundo, dolce, vino, acqua en caffè naar beneden afgerond. Dat lijkt gul maar is zwart.

 

18 mei, Eremo dei Carceri. Bidbankje, met het gezicht naar de muur bidden.

 

20 mei. Soms is water een probleem en moet ik doorlopen tot ik het vind. Nu was een bron al gevonden, maar duurde het een uur te lang voor ik een vlakke plek vond.

 

Leuk stel Nederlandse wandelaars ontmoet bij Don Bosco. Vooral de vrouw is vrolijk. Wel sjouwen ze vele liters water terwijl er echt wel water is onderweg. Voor de zekerheid, zegt ze. Zekerheid weegt.

 

Krijt.

 

Waterbak gevonden langs het pad, maar als ik de vlotter naar beneden druk komt er niks. Aha, onder het luik zit de hoofdkraan, die moet eerst open. (en later weer dicht natuurlijk)

 

Hotel Villa Tizzi in Poggio Bustone. Familiebedrijf, alles zo hartelijk en gul. Maar de dochter wil er volgens mij niet mee door: de google marker staat verkeerd, niet op booming.com, niet op tripadvisor. En ik ben de enige gast. De vader bedient en is lollig: hij vraagt hoe ik de spaghetti bij het ontbijt wil hebben, carbonara of alla matriciana, ook om mijn italiaans te testen.

 

Het knettert

Ik had diverse reisdoelen. Van één ervan durfde ik te denken dat het de belangrijkste was. Die bereikte ik gisteren, na 2.370 km. Hoewel ik nog iets prevelde over je niet aanstellen, kwam er een golf, een windstoot. De reis balde zich samen in één kunstwerk: het leven van Franciscus zoals gevat door Giotto & co vlak voor het jaar 1300. Het is uitzinnig, vreemd, cinematografisch. Een waagstuk. En toen zei de Duitser (soms heb je een Duitser nodig om iets zeker te weten): ‘in Padua hangt een mooier werk van Giotto’, en ik dacht ‘hierin zie ik vogels, en architectuur, en landschappen, en de mens die worstelt. Ik zie hier wat ontwerpen kan. Hier zie ik kleur, patroon, abstractie. En een stripverhaal vol grapjes. Dit werk is voor míj’. 

Misschien is heiligheid een zinsbegoocheling, of een conventie. Ik geloof liever dat heiligheid, het boven-materiële, niets dan aandacht is. Pure toewijding. Een rijke opdrachtgever, tientallen assistenten, jaren werk en het vermogen van een getalenteerd mens om in beeld te vangen wat ons doet trillen. Die aandacht zit nu ín die kalk. Door eeuwenlange aanbidding en bewondering van duizenden is die lading vergroot (of de conventie gevestigd). Nu kom ik langs, zo toegewijd en ontvankelijk als ik kan, en knettert het op mij over.


(Duidelijk is bovendien dat de enige manier om het boven-materiële binnen onze wereld te halen de kunst is. Zonder kunstenaars van verhaal, beeld of gebouw zijn we blind en wordt alles plat. Ook het wandelen. Da’s dan louter stappen zetten.)

 

(alle beeld uit wikipedia. De echte zijn metersgroot, prachtig van kleur en onreproduceerbaar. Gaat dat zien!). Franciscus ontvangt de stigmata. Hoe tekenen we dat? Jezus Christus verschijnt in een viervleugelig engelpak, en vanaf Zijn stigmata schieten stralen recht naar de handen, voeten en zij van Franciscus. Wát een vondst! En hoe de berg is weergegeven…

  

De droom van de vurige strijdwagen.

  

De droom van het paleis. Zie het knikkende perspectief.

  

De droom van Innocentius III.

  

Franciscus geeft zijn dure kleren terug aan zijn vader. De bisschop bedekt hem en je ziet iedereen denken ‘wat doet ie nou’ en roddelen. Vader moet worden weerhouden. Mensen keken gisteren tijdens de inslag van dit kunstwerk ook naar mij alsof ik afweek. Dat was ook zo. Ik was komen lopen.

  

Franciscus laat vuur ontvlammen om de sultan van Egypte, waar hij in 1216 was, even te laten zien wat zijn geloof vermag. Kruistochten-propaganda, lijkt me.

  

op weg naar Assisi, net de muts af.

  

Assisi ligt prachtig boven de Umbrische vallei.

  

Kamer met drogende tent.

  

Een jaguar verbleekt bij de Pauselijke Basiliek San Francesco.

  

De orde bij de minderbroeders wordt door militairen bewaakt. Die laten hun geweer graag zien aan vrouwelijk schoon.

  

Voor mensen die een stukje heiligheid willen meenemen, en daar geen geld of moeite in willen steken zijn er in Assisi tientallen winkeltjes.

  

1997, het instorten van het dak van de basiliek. De fresco’s daar zijn weer in elkaar gepuzzeld.

  

De fresco’s zijn voor iedereen. ( en ik ben stiekem aan het fotograferen)

  

Een siciliano en een rocciata. Onderzoek.

  

San Rufino Kathedraal (hier zetelt de bisschop)

  

Santa Clarissa

  

In de S Clarissa hangt deze crucifix, die op de Fresco’s van Giotto drie keer voorkomt.

 

Liefde tot

9 mei, half negen. Bij Eremo Camaldoli word ik binnengelaten door een monnik als ik vraag of ik ergens in het veld mag staan. Hij hoort me zeggen dat ik geen ‘vero pellegrino’ ben, maar hij ziet dat ik betoverd ben door het heilige Casentijnse bos en door het voorportaal van het klooster. De tranen lopen over mijn wangen. (Voor de droogstoppels onder u: moe en hongerig en lang alleen). Ik zei ‘ik ben niet religieus, maar voel het sacrale wel’. Hij zegt ‘wat er nu met je gebeurt, dat ís religieus, en alles wat wij in de kerk doen, de godsdienst, is er om het gevoel dat jij nu hebt te bereiken. Maar sommigen vinden de kerk bruikbaar, anderen niet’. Ik mag m’n tent opzetten binnen de kloostermuur. Ik durf me haast niet te verroeren. De kat komt langs, de klok slaat tien. Ik slaap tot zonsopkomst en woon de mis van zes uur bij. Ik hark daarna mijn bak pap naar binnen, leunend tegen een muur uit het jaar 1025. Man. 

Ik voel de laatste weken een onverwacht effect van de pelgrimstocht: de mensen zijn me lief. Ik ontmoet iemand, en ben m’n instant oordeel kwijt. Ik voel liefde tot die persoon en wil zeggen ‘wacht, kalm, ik vind je winkel niet slecht als je geen haver verkoopt, ik ben niet boos als je auto een stofwolk maakt, ik vind je niet dom of dik’. En die boodschap breng ik over met mijn ogen. En soms kijk je bij de ander binnen, en zie je een heel teer mens die het ook niet weet maar zó zijn best doet. 

Eremo Camaldoli. De monniken zijn hier ‘heremiet’, geen contact met buiten. Een deel van het terrein is toegankelijk voor publiek, met publieksmonniken zoals Axel, die mij binnenliet. Hij is hier al 13 jaar (en jonger dan ik).

  

Ik kom voor het eerst wandelaars tegen. Veel noemen zich direct pelgrim, ze lopen van La Verna naar Assisi, meestal. Dit is Ferdinand, 70. Geen ervaren wandelaar (hij glijdt net uit hier), maar wel een ervaren reiziger die eerst zelf kijkt, en dan eventueel een gids bekijkt. De populairste Duitse gids voor de Franziskusweg doet dat anders: voor de punktlichen onder ons is alles voorgekauwd totaan een motto voor elke wandeldag. Bescheuert!

  

Bij Chiusi La Verna (een klooster gesticht door Franciscus in 1216) is het bos weer sprookjesachtig.

  

Helaas is bij La Verna de heiligheid ver te zoeken. Maar eerlijk is eerlijk: het pelgrimssteunpunt verkoopt ijs, en dat heeft menig pelgrim nodig. (ik loop door)

  

Waar ze hier hun geld mee verdienen? De spullen staan er wel. Sorteermachine voor grind.

  

Na La Verna (10 mei) ga ik op 11 mei richting Sansepolcro. Kees Roodenburg, maker van mijn route, laat me hard werken, dagelijks 1500 hoogtemeters. Ook is het warm.

  

12 mei. Vanaf een schitterend kampeerplekje naast een kerk uit 1501 loop ik de vlakte in naar Sansepolcro. Het is een tuin, zo rijk. Hier planten ze tabak.

  

Sansepolcro (van de poster die ik op 23 februari fotografeerde in Aalsmeer) is de stad van Piero della Francesca. Hij schildert niet heel goed, maar zijn ideeen en composities zijn geniaal. Hier een touchscreen met 1 van de 22 panelen van de Madonna dei Misericordi.

  

Het beste schilderij ter wereld (volgens schrijver Huxley), is in restauratie. Ook hier: niet super geschilderd, maar de manier waarop Jezus als een kalme, heel soevereine Koning uit zijn graf stapt, is baanbrekend.

  

Deze foto kun je overal maken, maar ik maak m toch. Zo stil is het, 25m van de drukke markt in Sansepolcro.

  

De pellegrini-card. Waarschijnlijk voor buspelgrims, die heb je hier veel, italiaanse dames van 80 die naar Medzjugorje gaan.

  

Montecasale, klooster. Als ze anno nu beelden gaan maken van contemplerende monniken, dan is dat kitsch. Easy.

  

Ik maak fotos van ‘opknappertjes’, waar te romantisch ingestelde hollanders een bed en breakfast kunnen beginnen.

  

In overwoekerd Umbrië weet je: als je de route kwijtraakt… (ik zit hier nog op een soort van spoor, van links naar rechts)

  

Parochiekerkje ‘Pieve delle rose’

  

Soeplepels. Pas als het stormt, gaan ze draaien en gaan de belletjes rinkelen. Klopt: dit wegkapelletje vraagt Maria om jagers en paddestoelenzoekers te brschermen. Het zonnepaneel bovenop maakt stroom voor de LED-aureool van Maria.

  

Lange dag op 13 mei. Ik reken op deze bar/alimentari. Dicht!! Een vrouw roept van het balkon en doet toch open en maakt broodjes. Ze weet dat pelgrims zich graag speciaal voelen en zegt ‘ik doe alleen open voor pelgrims’, maar ik vind t prima als ze me als inkomstenbron ziet en als kans om van oud brood af te komen. De motorrijder na mij krijgt ook wat, maar dan gaat de deur echt dicht als er automobilisten komen. Het dier in de voorgrond is een zich uitrekkende haan.

  

Wind in de middag. Heerlijk.

  

Dit ís al een schilderij.

  

Ik ben appels zat. Overgeschakeld op tomaten en aardbeien. Appels transporteren makkelijk maar zijn in deze tijd natuurlijk oud, of van een ras dat de reis vanaf Nieuw Zeeland overleeft.

  

Gubbio viert een authentiek volksfeest op 15 mei. De eigenaar van restaurant Ulisse e Letizia is een waar ambassadeur en laat me een filmpje zien. Mannen dragen drie kaarsen in wedstrijd naar de top van de berg. De kaarsen wegen 490 kg. Hij heeft zelf 25 jaar meegedaan.

  

Gubbio ligt als een Game of Thrones stad tegen de berg. Je hoort de soundtrack erbij.

  

Koningsdag-effect: een dag tevoren trapjes met hangslot vastmaken om over de hoofden te kunnen kijken of filmen. Deze man heeft zn trapje met een touw aan de gevel gebonden.

  

14 mei avond: na gezelligheid met wandelaar Oskar maak ik me in de schemer uit de voeten. Het feest mis ik, terug naar de rust.

  

Bicina, het kerkje overeind gehouden.

  

28 graden, drukkend. Ik ging zwemmen in Lago di Valfabbrica. Toch maar niet. Typisch Italiaanse afvoerput.

  

13 mei, Pietralunga, 23 graden om 20.16. Real-Juventus gekeken in de bar.

  

14 mei, Gubbio. Deze man bukt even zodat je buurtheilige Petrus kunt zien. De koekjes zijn voor het feest op de 15e.

  

Ik nader Assisi op 16 mei. De pastoor dacht: ik wil het modern. Maar grafitti is lastig. God is nu een boze LSD-dealer, en Franciscus zegt ‘wat kan ik doen, ik heb geen bassist morgen’

 

San Perfecto

In Bologna draait alles nog meer om eten dan elders in Italië. De pasta bolognese móet verse tagliatelle zijn, en tortellini al brodo móet in een van kapoen getrokken bouillon garen. L’aperitivo wordt gemixt met hetzelfde religieuze fanatisme, vanaf 10u. En iedereen rookt. 

Eten is cultuur, en kan heel gezond zijn. Maar dit lijkt me een beetje verslaving, verdoving. Wat moet er verdoofd worden? De last van het onhaalbare vrouwbeeld Maria en het onbereikbare manbeeld San Perfecto, optelsom van alle heiligen?
Het was ook 4 mei. De oorlog in Bologna daar wend je liefst de blik van af. Zie verder de bijschriften aan t eind van de fotoserie. 

Ik was een paar dagen op de Grande Escursione Appenninica. Eten leek me daar erg zeldzaam. Dus ik had, geheel in de Schotland-modus, de rugzak verzwaard met 4 dagen eten, en volle brandstoftanks. De rugzak woog haast evenveel als die van een gewone pelgrim! Maar Klaas, op de kam van een berg is toch geen water? Ehm… ja. Water sjouwen vertik ik, dus dat werd op de kaart speuren naar bronnen, afdalen voor beekjes, of op een pas bijtanken bij een huis. Ging goed. Maar ik had de Italiaanse passie voor eten toch nog onderschat: op menig bergpas stond een goed toegeruste bar-ristorante. Met een eetzaal en een vitrine kaas, worst en zoete meuk. Ik at braaf mijn voorraadje leeg. 


Heerlijk, twee nachten een kamer pal in het centrum van Bologna. Schoenen mogen buiten!

  

Bologna, trots, niet van plan te behagen, met een donker randje.

  

San Stefano, 350 nC – 1900. Zeven kerken door elkaar, uit alle tijden.

  

Piazza San Stefano, Bologna

  

5 mei, hup naar de fourniturenwinkel.

  

Morandi is een Bolognees, wist ik niet

  

Deze man moet en zal mij verse kruiden meegeven. Lachen.

  

Het is een mooi bloemetje.

  

50Cents is een nukkige tor.

  

Als je een paraplu ziet liggen bij een telecomtoren, moet je door de knieen voor een foto.

  

Weelderig, en alles ruikt zo lekker.

  

Echte Romeinse weg! Via Flaminia Militare, 187 voor christus.

  

Ik bezoek militaire begraafplaatsen. Het kost geen moeite om iemand van net 18 te vinden. Woont nog bij mama, is maagd, en nu doodgeschoten op heuvel X.

   

Klasse hoor, een gastenboek in zink. Monte Gazarro.

O hemel. Wordt het pad een beetje spannend, dan komen er (overbodige) kettingen. Jammer.

De groene heuvels vanaf Futa.

 

Nonna in de keuken in Monte di Fo.Vanaf de Passo della Futa daal je af naar Monte di Fo als je eten wilt kopen. De barman van de Albergo daar zegt echter ‘nee, hier is niets te koop hoor, je kunt wel wat brood van me krijgen’. Ik loop naar de naastliggende camping. Oude vrouw legt haar hand op mijn arm en zegt ‘jawel hoor, kom maar mee, we verkopen van alles, die barman kletst, hij is niet wijs’. Ik regel een douche, en vraag naar pranzo. Jahoor, dat kan, wanneer wil ik aan tafel? Een nog oudere vrouw gaat de keuken in (foto). Deze tagliatelle al ragù vergeet ik niet meer.

  

Prachtige flora. Maar soms werd het pad een tunnel van stekels, netels en teken. Veel teken, tientallen onderschept of verwijderd.

   

Passo Muraglione, motorwalhalla.

 

Op route ’00’ met Monte Falco in zicht. We klimmen van links af.

  

9 mei deels gewandeld met Daniele, de veel fruit bij zich heeft waardoor de lunch onverwacht rijk wordt. Hij neemt twee fotos per minuut gemiddeld, 557 totaal tot 15u

  

Op de top van Monte Falco (1658m) zijn de beuken laag en nog in knop.

  

Rifugio Citta di Forli wordt gerund door komiek Marco en bikkel-sloof Christina (beide met rood schort). Heerlijk italiaans gedoe over ontsnapte honden (die keren hier net terug), en eten, altijd eten.

  

In de rifugio is een Garibaldi-muur. De held van de Italiaanse eenwording (1861) is ook de held van het verzet, La Resistenza, dat voor een deel uit ‘Brigate Garibaldi’ bestond.

  

Zo’n eindeloos prachtig bos zag ik niet eerder.

  

Het Casentijnse toverbos.

    

Het laatste stuk naar Eremo Camaldoli, 9 mei. In de schemering geloof je in wolven.

   

Dit ga je niet googlen. In september 1943 viel de regering van Mussolini, en de Koning (Vittorio Emanuele III) sloot vrede met de geallieerden die net geland waren op Sicilië. Het Italiaanse verzet juichte. In Noord-Italie braken er veel opstandjes uit en bevrijdden sommige gebiedjes zichzelf. Partizanen. Veelal communisten, maar ook niet-gezagsgetrouwe katholieken, anarchisten, de hele zwik. 1) De Duitsers bezetten Noord-Italië. De even afgezette Italiaanse fascisten leefden op en vormden ‘brigate neri’, zwarte brigades, die onder de Duitse paraplu hun gang konden gaan. Er zijn foto’s van. Die wil je niet zien. Het pure kwaad. 2) de geallieerden rukten op tot 30 km voor Bologna. De Partizanen verzamelden zich in de stad, klaar voor opstand. Eindelijk! 3) de Duitsers brachten de Amerikanen tot staan in de Appennijnen en de Amerikanen verschoven daarop de aandacht naar Frankrijk. Winterstop. De Duitsers hadden mankracht om in Bologna de orde te herstellen, de Partizanen moesten tevoorschijn komen en de Brigate Neri waren smeriger dan ooit. De winter van 44-45 is een heel zwarte bladzijde hier. (Lijkt op o.a het niet innemen van Bagdad in 1991) Italië werd bevrijd. Maar heel anders dan Nederland. Er werden kinderen geboren uit verkrachtingen van Italiaansen door Italianen. De fascisten waren niet ineens verdwenen natuurlijk. De kerk had een ambigue rol. De koning werd weggestemd. Je zou het om minder op een collectief eten zetten. Maar goed, dat weet ik dus niet. Op 5 mei heb ik m’n vrijheid extra gevierd, dat spreekt voor zich. Bologna? De muur waar partizanen werden doodgeschoten is er nog. De toeristen zitten er te whatsappen over wat ze allemaal doen met hun vrijheid.

  

Executiemuur, Bologna, nu herdenkingsmonument.

  

Bar

Mensen zijn bezorgd. Of ik het wel volhou, of het niet saai is op de Povlakte, loop ik niet te snel? Ze zouden zich geen zorgen maken als ze mij waren. Ik zag de Povlakte als een gegeven, ik wist dat ik m ging oversteken. En ik ging er ook vanuit dat ik er wel weer wat in zou zien. Een heel ander landschap, met z’n eigenheid. Wel was er erg weinig te doen. Navigeren hoefde niet, ik volgde de Mincio naar de Po, en dan de Secchia bijna tot Modena, om dan af te buigen naar Bologna. De weg was recht. De weg was nooit krom. Ik wachtte lopend tot de boerderij, de populieren en de dijk mooi op de foto pasten. Ik rekende uit of ik voor het middageten ergens zou zijn. Maar als het dan warm wordt… Bar! De remedie tegen de hitte is simpel. Kom hier niet in de zomer. 

Ik vind lopen naar Rome heerlijk eenvoudig en best makkelijk. Een Italiaanse bar binnengaan, dát is moeilijk. Maar de stad in de avond met die mooie mensen is zo veelvormig en verleidelijk, daar moet ik wat van meehebben. Het aperitivo-ritueel is belangrijk, en geschikt voor de einzelgänger: begin, einde en wat je precies doet zijn niet erg duidelijk. Er staan hapjes (cibo), inbegrepen. Pranzo, het middageten, is ook fijn: het is losjes, iedereen moet eten toch, een zakenman (das los) een moeder, drie omaatjes. Dan kan ik rustig m’n schoenen losdoen. De ober roept de bestellingen door, en als ik wijn en water bestel en maar 1 glas heb, legt de buurman uit dat ik best nog een glas mag, maar dat het lekker is om wijn en water te mengen.
Maar ‘dineren in een restaurant’, ’s avonds, dat doe ik dus niet. Want daar zit je dan. Langdurig, aan een tafeltje ‘da solo’ en tussen mensen die aan het uitgaan zijn. 
Ik heb de pelgrimsrust, de cool van de kilometers, de kop van zeventig dagen zuidwaarts. Als ik loop ben ik kloppend en veilig. Zou ik het willen geloven dat me ook niks overkomt als ik ’s avonds een bar vol Italianen binnenga?

Mantova. De aankomst is nog wat morsig, met toegangsweg en tankstation, maar dan een kerk, en straten met het geluid van naaldhakken op rivierkeitjes. De harmonie die knokige, steeds weer opgelapte oude palazzo’s hebben. Dan ben je verkocht.

  

Op 30 april in de ochtend regende het hard in Mantova. Maar met de steentjes heb je geen last van water. Ik bezocht het Palazzo Ducale.

  

Il Rotondo, een rond kerkje uit de 13e eeuw.

  

Alfredo Mantegna, fresco’s in de Camera Degli Sposi, Palazzo Ducale, 1464-74. Natte kalk dus he?

  

Markt in Mantova. Goedkope kleren, sjieke vrouwen die afdingen.

  

Het gerecht dat alle andere ingewikkeld maakt: Risotto alla Pilota (‘zoals de rijstplukker’), gezellig met een Mantovano aan tafel die me van alles uitlegd.

  

30 april, middag. Ik loop Mantova uit, loop scheef en kan dat niet rechtbreien anders dan door een 19e eeuws verdedigingswerk te doorkruisen. Met hekken, maar ook met zwervers, en die kunnen er altijd uit. Ik dus ook.

  

Blauwtje

    

Bekend kinderspelletje: de korrels van de halmen ritsen. 500x gedaan.

  

Mantovaanse keuken heeft 1 kerningredient: pompoen. Dat zit in de pasta, vers van de pasticceria. Aardbeien krijg je ook overal als toetje.

  

De Po bij zonsopkomst.

  

Vers gelegd fazantenei, op de weg nota bene.

  

Emmeloord, mijn geboortedorp, heeft een campanile naar dit model. Campana = klok, Campanile = klokkentoren, Campagna = waar de klok luidt (om werktijden aan te geven, in Zeeland en Vlaanderen zie je nog wel boerderijen met een klok er bovenop)

  

De startbaan van de modelvliegtuigclub van Quistello

  

Concordia sulla Secchia is in de steigers en aardig ontvolkt vanwege de aardbeving van 2012.

  

het decor van Novecento moet nog instorten, men is hier communist, met Leninstraat en al. Deze tuinbouw oogt wel wat modern, maar ligt 50-60 jaar achter op de Nederlandse. Zeuren over Nederlandse tomaten, of over de euro, helpt niet.

  

Aan de voet van de dijk. Populierenplantages vullen de oevers van de Secchia. Ochtend van 2 mei.

    

De pelgrim straalt!

  

In Casette, waar ik na lang ploeteren in de warmte aankom, is de bar wél open. Gerund door chinezen, dus ik bestel wat er niet op de kaart staat: hun eigen eten. Heerlijk!

  

Zeker 1/3 van de boerderijen staat leeg en op instorten. ik zie immigranten achter de ramen. Deze boerderij doet t nog.

  

Bij boer Gianfranco in Sant’Agata Bolognese. Fijn plekje, veel mini slakjes die je niet in mag pakken natuurlijk.

  

Pasticceria Dora in S Giovanni is geamuseerd dat ze op mijn kaart staan. Zo’n 6 meter koekjesvitrine, en 4 meter brioches. yum!

    

Deze plant grijpt alles. Als je een talud op of af wilt, grijpt ie je. Mijn kuiten zijn verbrand, maar vooral heel fijn bekrast.

 

Na 192 km in 5 dagen , en het bereiken van de 2.000 km mag de barman van Zanarini in Bologna zijn gang gaan. Hij maakt een gin sour met schuim van Montenegro en een geheimzinnig stroopje onderin. Hapjes horen erbij.

  

De Formule

De verhalen waarmee een godsdienst wordt verspreid hebben vaste formules. Een daarvan is die van de rijkaard die het licht ziet, al zijn bezit weggeeft en zijn verdere leven wijdt aan God, teruggetrokken in een spartaans onderkomen. Santo Romèdio is er zo een. Zo’n verhaal krijgt kleur door een anekdote die goed blijft hangen. In dit geval: “Aan het einde van zijn leven wilde hij nog eenmaal naar Trento en hij gaf zijn knecht (die had hij nog wel, de handigerd) opdracht om zijn paard te zadelen. Helaas, een beer verslond juist het paard. ‘Zadel dan de beer!'” En zo geschiedde. Kijk, dan is meteen het plaatje van de heilige ontworpen. Petrus heeft sleutels, Sebastiaan vier pijlen en deze Romèdio een beer. Onthouden!

Maar. Is het weggeven van al je bezit en je wijden aan het hogere, teruggetrokken in een kloostercel, zo bijzonder? Nee. Ik vat deze formule dan ook op, niet als een uitzondering, maar als een vóórschrift. Een man die geslaagd is, behóórt zich aan het hogere te wijden. En ik bedoel dan natuurlijk de letteren, de kunst, het onderrichten of fijnslijpen van een vak, of het richting geven aan al die mensen die de weg niet weten.  Geconcentreerd. Trouwens, om als ervaren man, vol wijsheid, in je eentje met God te gaan zitten praten, dat lijkt me onwenselijk. 
Naschrift 28/4: lopend langs het recreatielandschap van het Gardameer zie ik dat ook de mens die zijn leven wijdt aan het lágere, vertier, zich terugtrekt in een onderkomen (camper op genummerde plek, huisje) of klein gebied (pretpark, vakantiedorp). Die terreinen zijn bovendien degelijk omheind, zodat dit menstype niet in de verleiding komt de cel te verlaten en de open ruimte op te zoeken. Daar kan de pelgrim ongestoord die ruimte doorbanjeren zoals het hem uitkomt, vriendelijk knikkend naar andere ruimteminnaars. 
Overige dingetjes:
– de korte broek bevalt, ook op 1800 meter. Mocht het toch nat gaan sneeuwen, de lange onderbroek kan er onder, de regenbroek er over. In de regen (27/4) had ik alleen korte broek en t-shirt onder m’n regenjasje.
– ik loop niet snel. Ik loop misschien wel láng. Mijn dag begint om 5.45, lopen om 7, en kan tot 8 uur ’s avonds duren. Dat is 13 uur! Daarbinnen loop ik dan 7-9 uur, en ja dat is 30-37 km plus de hoogtemeters. De rest gaat op aan smikkelen en kijken. 

En dan nu: de Po-vlakte. 

 

Italië-anekdote van de week: om 12 uur bij de kapper drink je wijn. Bolzano.

  

zo ziet de keuken er uit.

  

ik volgde deze week een alternatieve route. Niet de Via Claudia, maar een route door de Val di Non, de Valle Sarca en de oostkant van het Gardameer. Eerste ‘verlanglijstje-punt’: het bedevaartskerkje Unsere Liebe Frau Im Walde. De ‘fanmail-muur’ voor Maria is enorm groot, wel 8x2m.

  

De Val di Non is glooiend, je loopt of over plateaus, of door de kloven die ze scheiden.

  

Santuario Romedio. Onverwacht opdoemend op een rots, nadat mijn ‘dan maar zo’-route een diepe kloof indook. Het greep me aan, met name de vraag boven twee poortjes op weg naar buiten: Tu, dove vai, waarheen ga jij? Om te leven, of te sterven (poortje kiezen)

  

Ik begon in Duitsland met mn belangstelling voor ex-voto’s. Die gingen over het bedanken van Maria als je in een put was gevallen en dat overleefd had. Deze is moderner!

  

Een dorpje, een kloof, en uitzicht op de Brenta Dolomieten.

  

Restaurants staan niet in de dorpen, dus ik moet bij een barretje vragen waar dan wel, en de Italiaanse aanwijzingen begrijpen. Beloning: lekker eten.

  

Prachtige groene bossen met beken en ook bruine beren.

  

Zo groen is het blad en zo bruin is mijn hand.

 

 

26/4: omhoog naar Monte Ranzo. Mooi stenig pad, goed gemarkeerd.

  

Het is doodstil. Ik ga door de poortjes.

  

Helleborus, boven 1.500 m.

  

Fijn Schots gevoel. Er waren zelfs sneeuwhoenders! Monte Ranzo, 1815m.

  

Monte Ranzo. Italianen hebben grote rugzakken. Daar zit in, ook voor de genodigde Hollander: 2 soorten brood, 3 soorten kaas, 2 soorten worst, speck, walnoten, fruit, twee soorten wijn, koffie en bittere chocola voor na, en armagnac voor daar weer bij. Ik kreeg een volledige lunch mee voor morgen. Ik applaudiseer voor de gastvrijheid, zij voor mijn projectje. Weer de sleutelvraag: wat brengt jou op deze onwaarschijnlijke plek, waar wij zo van houden?

  

Naar beneden naar Sarche langs een heel steil pad, gevolgd door een slingerende goot vol rollend puin. Nasty, maar wel eindigend bij een ijszaak.

  

Biotopo Marocche di Dro, postglaciaal puin.

  

Praatje gemaakt met een imker die zijn bijen bijvoerde.

  

Op naar Garda.

  

Het Garda meer bij Torbole. Al dagen broeit het in de lucht.

  

1250m hoger, 3 uur later: pas bij het vinden van water kan ik kamperen. Eerder niet. Ben dus opgelucht met deze bron (stond op de kaart)

  

27/4: geen beklimming van Monte Baldo, het giet. Voor het eerst ‘binnen’ inpakken en de binnentent lishalen om hem droog te houden.

    

Vuursalamander. Zit onbeweeglijk, maar is daardoor nog vreemder.

  

Malcesine, dodelijk verminkt door toerisme ben ik bang.

  

Pai, de oever. Het is even droog!

  

Golven van groen, kleddernat. Slakken patrouilleren.

  

Winnende ondertitel: pelgrim geeft alles weg en wordt toeristentreinmachinist.

  

Omheind en wel, onze vakantie.

  

Opa is weer de code van het hek vergeten. Hij wil ook zo vaak naar buiten!