TGO Challenge 2022, ‘nabespreking’

Uitgelicht

Wat, 2022? Het is 2023 man. Schiet eens op.

Ja, ik ben deze keer erg laat met schrijven over mijn jaarlijkse Schotse tocht. Hoe zat het ook alweer? Ik ging meedoen aan de TGO Challenge, waarbij je vanaf één van 14 startpunten langs de Schotse westkust binnen 15 dagen moet oversteken naar de oostkust. 

Eerder schreef ik over het maken van die route (hier). Dat was nogal leuk. Ook was ik in aanraking gekomen met een leuke groep mensen, de ’Challengers’, een bepaald soort wandelaar. Ze houden van Schotland en van wildkamperen. Naarmate de tijd vorderde ontdekte ik dat de meeste wandelaars niet erg originele routes volgden (dat hoeft ook niet), dat ze graag mikten op de sociale kant van het wandelen, en dat ze op z’n zachtst gezegd nogal georganiseerd waren. Bijna anti-avontuur. Ik kreeg het er een beetje benauwd van.

Het grappigste is natuurlijk dat je jezelf gaat vergelijken met die andere wandelaars.
“Ben ik ook zo?”. Haha.

Mijn start was in Kilchoan, op Ardnamurchan, een schiereiland waar je een trein, een boot, een bus en nog een boot voor nodig hebt om er te komen. De eerste dagen was ik lekker aan het rondstampen, langzaam slingerend naar het oosten. Dagelijks arenden gezien, zowel steen- als zeearend. Er waren 80 uitvallers vanwege het slechte weer, dat ik grotendeels wist te missen. Ik loop nu eenmaal niet volgens de klok maar volgens m’n neus. Ik genoot de eerste vijf dagen volop, vooral omdat ik lekker afgelegen heuvels in m’n route had opgenomen. Toen stak ik de Great Glen over naar Fort William. Van daaraf wordt het landschap weidser, braver, met meer mensen en meer aangeplante bossen. Voorbij Dalwhinnie komen daar grouse moors bij, zeg maar extensieve pluimveehouderij. Erg. Van elke streek waar geen roofvogels vertonen krijg ik activistische neigingen. Volg @raptorpersecutionscotland maar, dan snap je wat ik bedoel. Wel had ik regelmatig goed gezelschap.
Het Cairngorms National Park stak ik hoog over. Erg overtuigend. Pittig weer, harde wind. In Braemar viel ik, zoals voorspeld, in de sociale kant van de Challenge. Hoogtepunt was een gesprek met de eigenaar van Loch Callater lodge, over de effecten van het gelijktijdig drinken van cider en whisky. De rest van de tocht loopt over cultuurland en jachtterrein naar de kust. Na 375 kilometer en 17 bergen en bergjes stond ik op het strand bij Montrose. Op zo’n langere tocht heb je meer dagen waarop je van je sterke benen kunt genieten.

Mijn wandelmodus is “eenling die ontsnapt”, dankzij een eigenzinnige route met de nodige onlogische keuzes. Ik kampeer hoog, liefst. Snelheid is niet van belang. Ontsnappen was er deze keer niet bij, want ik moest mijn route volgen en me eens in de paar dagen melden bij Challenge control. Er kijken mensen méé, jeetje. Verder oostwaarts is de Challenge voor mij toch te collectief. Of ik ben teveel snob. De gesprekken over routes en tegenslagen, de schouderklopjes over de afstanden, ze stonden me tegen. Overgeorganiseerde mensen vinden iets gauw een tegenslag. Echt wel wat bijzondere mensen ontmoet hoor, maar dat gebeurt zonder Challenge ook. 

Maar lijk ik nou op die Challengers? Jawel, vooruit. Ik ben ook een neuroot met m’n spullen. En ik ben tijdens het lopen nogal anti-autoritair. Dan is het leuk om gelijkgestemde ‘stravaigers’ tegen te komen. Dan kun je mooi kletsen over gekke uithoekjes. Maar verreweg de meeste wandelaars zijn nogal gefixeerd op kilometers en de exacte route. Dat vind ik geen wandelen.

Om kort te gaan: leuk experiment, maar ik zie er geen voordeel in om vaker mee te doen met de TGO Challenge. Misschien als ik boven de 70 ben weer eens, dan is de ondersteuning erg prettig denk ik. Erger nog: ik ging dit voorjaar voor het eerst sinds meer dan twintig jaar niet naar Schotland. Ik probeerde Ierland, The Emerald Isle. Onontgonnen terrein, jammie. Da’s m’n volgende stukje.

De roze lijn van kust tot kust is mijn route van Kilchoan naar Montrose. Westelijk van Fort William is ie het verrassendst.
tobermory to kilchoan ferry
Veerboten, da’s echt reizen. Veel staal, touw en olie, overal water, harde wind, heerlijk. De veerboot van Tobermory naar Kilchoan.
TGO Challenge register kilchoan 2022
Met 7 man gestart in Kilchoan, iedereen braaf om 9 uur (= nat pak), ik om 12.10. Had Innes McKendrick wel willen ontmoeten, jammer.
Rhum and Eigg as seen form north coast of Ardnamurchan, Scotland
De eilanden Rhum (links) en Eigg vanaf de noordkust van Ardnamurchan. Lekker de kustlijn volgen en kamperen tussen de rotsen later. Ik hoef eigenlijk niet zoveel meer dan wat kust en bergen, echt altijd leuk.
Derelict villages in Ulgary, Glen Moidart, Scotland
Een reeks verlaten dorpjes bezocht in Glen Moidart. Pokkeweer. En hoe deden mensen dat, hier wonen?
Kampeerplek in Glen Alladale. Altijd lekker eten en luieren.
Deze afdaling van Beinn Odhar Beag was me ontraden door de veteraan die mijn route controleerde. Ik vind dit soort chaos juist erg leuk en wilde het navigeren en prutsen tussen de rotsen niet missen. Glenfinnan ligt in de diepte, met de belofte van lekker eten.
Duidelijk toerist. Warm weer, maar dat is maar voor even. Heel fijn sjaaltje trouwens, gemaakt door Esther Vijftigschild.
Ardgour peaks in a row, seen from Stob Coire a'Chearcaill
Ardgour, toch wel het mooiste gebied aan de Schotse westkust (na Coigach). Zicht op nieuw slecht weer vanaf Stob Coire a’Chearcaill, de 4e berg in de route.
Deze groep koeien besloot hard op mij af te rennen. Pure nieuwsgierigheid. Ik wilde iets versnellen maar moest het echt op een lopen zetten. Daarbij verloor ik mijn telefoon. Ik sloeg hard rechtsaf de rivierbedding in om de koeien af te schudden en maakte een omtrekkende beweging. De telefoon vond ik, dankzij de allerlelijkste paarse hoes, terug in de modder. Er was niemand overheen gedenderd. Aan het einde van het glen staat een hek met een bord om je te waarschuwen voor deze figuren. Ben Nevis op de achtergrond trouwens.
Gewassen sokken drogen in de douche van Fort William Station.
Vanaf Fort William volgde ik een opgedoekte spoorlijn. Altijd fijn wandelen op een voormalig talud. Wel waren de bruggen niet meer zo in shape. Ik heb de rivier onder de brug proberen over te steken maar er toch van afgezien.
Ja, ik heb altijd wel lol. ’s Ochtends Sgurr Innse beklommen, laat in de middag Binnen Shuas, top nr 7 van de route. Ik was van plan er bovenop te kamperen, maar de wind-voorspelling zei 55 mijl per uur. De tent kan daar tegen (getest in storm Eunice op een veld in Bloemendaal) maar het is helemaal niet leuk om er dan in te liggen.
Idyllisch kampeerplekje. Maar het lastige met langwerpige valleien is dat de wind, eerst haaks op de vallei, als ie aantrekt, plots van richting kan veranderen. Zo rond 23u bleek dat de tent met de kop in de wind stond, en dat kan niet met deze tent.
Ook in seizoen twee van The Crown was het op deze plek al te winderig voor het leuke (Prins Philip die Charles mee uit vissen neemt terwijl Koningin Elizabeth worstelt met het picknickkleed). Binnen Shuas als achtergrond. Toen ik hier liep kwam ik ook filmploegen tegen. De Arverikie Estate verdient wat bij als filmlocatie. Dure lui in Range Rovers.
Hier ga ik een apart stuk over schrijven: ’s nachts opbreken, een stuk lopen en in het donker op een beschutte plek weer neerstrijken. Enorme kick.
Geweldige avond gehad. Eerst de tent hoog geparkeerd tussen twee toppen, dan wat eten, dan Cruach Innse beklimmen. Fantastisch. Opentrekkende wolken, fijne geologie. Bij terugkomst meer eten natuurlijk.
Het mooiste is nog dat je tijdens de afdaling je tent weer in het oog krijgt. De berg achter de tent (Sgurr Innse) heb ik de volgende ochtend beklommen, voordat ik opbrak om de tocht voort te zetten door het apenterrein links in beeld.
Met Gerry (77 jaar, flinke rugzak) op de top van Meall Chuaich, de eerste Munro van de route. Hij loopt als een kievit. Leuke conversaties ook. ’s avonds samen gekampeerd in Glen Feshie. Gerry ontdekte hoe veel hij eigenlijk bij zich had (2x het gewicht van mijn rugzak) en begon allerlei etenswaar te slijten bij mij.
Glen Feshie. Drie paarden en een helikopter bij onze kampeerplek. Heli buiten beeld. Die steeg om half zeven ’s ochtends op om de rijke mensen weg te brengen. Soort ‘Succession’ zeg maar, zo’n heli ook.
's Ochtends rond een uur of 4, toen het lichter werd, bleek dat onze kampeerlocatie een baltsheuveltje van een groepje korhoenders was. Heel bijzonder. Ze maken klokkende geluiden terwijl ze hoog opspringen.
’s Ochtends rond een uur of 4, toen het lichter werd, bleek dat onze kampeerlocatie een baltsheuveltje van een groepje korhoenders was. Heel bijzonder. Ze maken klokkende geluiden terwijl ze hoog opspringen.
Glen Feshie. Hier zie je wat er gebeurt als de landeigenaar de schadelijk grote populatie herten weghaalt: van kaal naar weelderig in een paar jaar.
Het leuke van de Challenge is dat er een aantal routes zijn die zo standaard zijn dat ik ze niet wil nemen. Dan ga je speuren naar alternatieven. In de blogs van Chris Townsend (een enorme doorloper die echt niks kan met de wereld en altijd in zijn tentje wil zitten) vond ik deze route omhoog door Coire Garbhlach en dan zo het Cairngorm plateau op. Het was qua terrein wel aanpoten, maar niks geks en wel perfecte vreemdheid en stilte.
De tent neergezet bij Loch aan Stuirteag (het meertje links op de foto). Soort van trofee-kampeerplek. Daarna gezelschap gekregen van Scott (je ziet twee tentjes aan bij het lichte deel van het meer). Ik beklom in de late middag Monadh Mòr en Beinn Bhrotain (in de regen enzo). Daarna werd de wind nog sterker en heb ik de tent een kwart slag gedraaid om de wind de baas te zijn (die eerst uit het zuiden kwam maar door de vallei getunneld werd zodat ie uit het westen leek te komen later)
Onderweg naar Beinn Bhrotain. Mooie vorstpatronen en vers slecht weer in aantocht. De harde wind en koude regen waren wel een beetje op t randje met fluttige ‘zomerkleding’.
Ben MacDui (24 jaar geleden beklommen, haha) gezien vanaf The Devil’s Point. Die laatste naam is Victoriaans verpreutst, want ‘Bod am Deamhain’ betekent gewoon ‘pik van de duivel’.
Op de camping in Braemar, en daar Fish’n’Chips gegeten met Gerry en daarna de Stag Bar in voor een rijk toetje en wat bier. Minstens 30 challengers in Braemar.
Loch Collator Lodge, waar de gastheren van het hostel een soort zoete inval hebben voor Challengers. Lekker bacon butties en veel thee. Hilarisch gesprek gevoerd met de grootste drinker van het stel over cloudy cider en whisky, en hoe je daar de controle over je lichaam ledemaat voor ledemaat door verliest.
Sticky toffee pudding opwarmen. Echt sjiek.
Hoge kampeerplek weer, behoorlijk beschut en vlak onder de top van de volgende munro, Mayar.
Glen Clova. De route kwam van rechts over de heuvels aan de overkant, dan langs het hotel (daar tussen de bomen) en dan aan deze kant weer de berg op. Dat lukt, na 12 dagen lopen.
De meeste Challengers lopen over asfalt de laatste twee dagen naar de kust. Ik heb net zo lang gezocht tot ik een route over onverharde wegen en akkerranden gevonden had, maar moest wegens veel omgewaaide bomen toch overschakelen naar meer asfalt dan ik leuk vond.
Klassiek TGO-toetje: een paar kilometer van het strand van Kinnaber ligt een ‘Strawberry Farm’ waar je erg lekker kunt eten.
De Noordzee, na 15 dagen lopen (met 17 bergen/bergjes, 377km gelopen en 10.800m geklommen)
Blij ei!
And all I got was this lousy t-shirt. Fijne ontvangst aan de eindstreep, maar vlug naar Aberdeen verkast voor een hotelletje en dan de vlucht naar huis. (Heb uitgezocht of ik met de trein kon, maar da’s echt twee dagen werk en kost een fortuin, relatief)

Koninklijk geboosterd op de Veluwe

‘Plek 13, dat is waar mijn ouders stonden vorig jaar’, zegt zij, zo’n vrouw die over de kinderen praat zodra ze de kans krijgt.
‘Als plek 6 meer zon heeft dan plek 13, dan heb ik liever die’, zegt hij, een man die met joligheid verhult dat dit zijn grootste beslissingen zijn.
‘Pinksteren plus twee weken, da’s een dinsdag, maar de plek is vrij totaan die zaterdag. Dat maar doen dan?’, zegt de vrouw achter de balie, als ze haar charme inzet om de boekingen te laten aansluiten. Ik ben in Vaassen, op Beste Charmecamping van 2020. Ik wacht dan al achttien minuten op mijn beurt. Lang genoeg om vervolgens de vraag te krijgen: ‘bent u met de caravan?’

Maar hee, ik kan dit hebben. Ik ben namelijk die dag gevaccineerd tegen charmecampings, door de nieuwe Koning van de Veluwe.


Op donderdag 28 oktober vul ik mijn rugzakje uit de kampeerkrat. De vermoeidheid van hard werken kun je er maar beter af wandelen. Volgens het weerbericht ziet het er slecht uit voor de geplande tocht van Delft, via Voorne en Goeree naar Tholen. Het wordt dus een ‘vrije wandeling Veluwe’, waar wind en regen allicht minder vat op mij gaan hebben dan bovenop een Zeeuwse dam.

De Veluwe verrast niet, die vrijdag: de Kia’s met zo’n rek vol elektrische fietsen, het zijn er teveel voor het piepkleine Nationaal Park. Maar als ik wat verder van de ingang weg ben blijkt dat ik de Veluwe onderschat heb. Het elixer van reliëf en paden, slingerend in en uit bos, zakkend naar open veld, stijgend uit stuifkuilen, vloeiend samenkomend of schuchter splitsend, verrast me wèl. Zien hoe de paden lopen, wat ze brengen, ik krijg er nooit genoeg van.

Zaterdag regent het de hele dag. Ik sta droog op, trek bij het eerste licht de regenspullen aan en krijg gratis koffie van het personeel van de Spar in Hoenderloo. Het bos is nat en donker, en ik zie overal everzwijnen in. In schuin afgezaagde stronken, in de wortels van omgewaaide sparretjes en in lage struikjes van bosbes of hulst. Het bos is ook leeg, dankzij de buienradar.
Dan daalt mijn pad op de allermooiste manier naar de bosrand en sta ik op stuifzand, onder de grijze hemel. Een spoor van weggeregende voetstappen loopt omhoog een bult op. Daarna daalt het en voegen van links en van rechts drie sporen in. Drie maal grote pootafdrukken van honden. Gezamenlijk gaan de hondensporen en mijn paadje door een barrière van struiken en dan heuvelop. Ik kijk – bovengekomen – in de doordrenkte verte en zie de toren van Radio Kootwijk. Ik kijk naar beneden en zie … een gigántische hondendrol. Vol met haar.

– Zap! –

De Kia’s, de slechte horeca, de drukke mountainbike trails en alle ANWB-parafernalia verdwijnen met een zuigende zzzapp in het niets, als in een vliegtuig-wc. De vaccinatie werkt onmiddellijk, je voelt ‘m door je lijf en over je huid trekken. Ik hou mijn adem in. Alles is anders. Ik zie geen ‘aantrekkelijk landschap met fietsroutes voor alle leeftijden’ meer, maar spied in coulissen van jeneverbes en berkjes en lang rossig gras. Links, rechts, voor me uit, steeds opnieuw. Word ik bekeken door een paar gele ogen? Het doet er niet toe, ik ben in een andere versie van de Veluwe. Die van de wolf.

Vanaf dat moment voel ik me als herboren. Een wonder. Alles is scherp in beeld, elke tak, elke zwam, elke stronk. En aan het einde van de dag onderga ik De Charmecamping met groot gemak. Lachend trek ik een doos over de led-verlichting naast de tent, grijnzend breng ik mijn ravioliverpakking naar de milieustraat, grinnikend zing ik mee met SkyRadio in de douche, proestend loop ik langs de duurzame camperwasplaats. Al dat potsierlijke decor waarmee we ons omringen, voortaan weet ik hoe eromheen moet kijken, weet ik wat er nodig is om de onttovering van de wereld in één klap terug te draaien: 

Eén flinke, harige drol.


De Drol. Een wolvendrol is bleek en harig als er weinig vlees meer aan het prooidier zit… (Of dit echt een wolvendrol is kan ik niet zeker weten, maar het effect is er niet minder om)
Finse wolvendrol, iets minder verregend dan de Veluwse.
Hondensporen die vanaf het stuifzand door een opening in de struiken het pad opgaan, zijn gezet na het begin van de regen, zónder voetsporen van een begeleidend baasje. Daar was ik even over aan het puzzelen
Mooi pad in landgoed Lichtenbeek bij Oosterbeek (ik volgde deels de route van het Veluwe Zwerfpad)
Het Braamsveldje, NP Hoge Veluwe, onderweg naar het Deelense Veld
Op het Deelense Veld, het pad daalt naar de beek die uit ‘De IJzeren Man’ vloeit.
Aanrader: de Natuurcamping bij ingang Hoenderloo. De thee is door Frederiek in haar schooltuin geplukte citroenverbena, geweldig lekker.
Groepje everzwijnen / boomstronkjes
Hoe dit pad daalt vanuit het donkere bos naar de lichte bosrand, verrukkelijk.
Hoog Buurloose Heide
Bilderberg Hotel de Keizerskroon. De naam lijkt heel wat, maar het gebouw is een soort brutalistisch rijtjeshuis uit 1980.
De voorbereiding voor een wandeling bestaat bij mij bijna alleen uit het zoeken naar geschikte horeca. Want die is matig, buiten de randstad (jee, wat zeg ik nu!). Deze tent was okee, vooral omdat de eigenaren ook een wijnhandel hadden aan de overkant. Kleddernat binnengekomen, maar bij vertrek was de regen een stuk minder. Zo hoort het.
Op het Maarten van Rossumpad, van Apeldoorn naar Vaassen, volg je lange tijd een lege strook land, vrijgehouden om er de N50 op aan te leggen. Koningin Wilhelmina vond de weg te dicht langs haar landgoed lopen en keurde het af. Zelfs zandlichamen van viaducten liggen er nog.
Pad en doorgang uit de tuinen van het Kasteel Vaassen, na bitterballen en bier in het koetshuis.
Charmecamping in Vaassen.
Het Wisselse Veen
Tongerense Heide
Tent drogen en luieren, zolang de zon nog schijnt
dreigend weer op de Elspeetsche Heide, na een matige omelet in Vierhouten, wel met goed lokaal bier.
Kleddernat bos zondagavond, deze foto is met hoofdlamp licht…
… maar meestal heb ik rood licht aan, voor de dieren en tegen ontdekking, lekker spooky.
Leuvenumse bossen, heel mooi en kleddernat met de beken buiten hun oevers.
‘Zonder titel”
Laatste stukje onderweg naar Harderwijk.
De hele route van vrijdagmiddag twaalf uur tot maandagochtend half tien. Een mix van Veluwe Zwerfpad, Maarten van Rossumpad en het nodige doe-het-zelf werk. Leuke route, beter dan ik verwachtte.

Noord + Leeg + Buiten

Eenmaal op de Friese Seedyk leek de wandeling erg op die dag laatst in oktober, langs de Hondsbosse Zeewering. Heel prikkelarm, maar met regen en harde wind. De chef-kok van De Zwarte Haan stond bij de achterdeur van het gesloten restaurant. Hij vroeg ‘hoe doe je dat dan, waar slaap je dan?’ en glimlachte toen ik zei ‘ik vraag bijvoorbeeld een chef-kok of ik achter z’n restaurant kan staan’. ‘Dat vinden de mensen wel best hier denk ik’ zei hij. ‘Of buitendijks’, opperde ik om hem te peilen. ‘Ja, daar komen ze toch niet controleren’. En over de avondklok kon ik duidelijk zijn: ‘om negen uur lig ik echt te slapen’. Ik tapte water uit de tuinslang achter de keuken en liep de dijk weer op, de harde wind in de rug. Een blauwe kiekendief zeilde onder mij langs over de strook riet aan de voet van de dijk. De wadden waren leeg, met groepjes bergeenden.

Het Noarderleech

Iets verderop wijkt de waddenzee voor kwelders die deels ingedijkt zijn in de 18e eeuw: het Noarderleech. Boeren legden in dit gebied dobbes aan, ringdijkjes met een zoetwaterpoel voor het vee. Achter zo’n verhoging zou ik mijn tent opzetten. Mijn angst voor harde wind greep in, en dus liep ik door tot de Duitse observatiebunker die op de rand van de kwelder staat. Rond zes uur ’s avonds zette ik de tent in de luwte tegen de bunker, maar wel zo dat ik bij draaiende wind nog steeds goed zou staan. De typische verschijnselen van ‘dag 1’ waren er natuurlijk ook: de aansteker werkte slecht, de brander waaide uit, en een grondzeil was toch wel handig geweest op deze bodem van verdunde ganzenpoep. De nasi saté was lekker. Ook die hoort al jaren bij de eerste dag.

De volgende ochtend was geweldig. Duizenden ganzen, wolkenflarden en een doorbrekende zon. De wind blies me naar Ferwert, langs de dijk en over heel kleiige akkerranden. ‘Heb je misschien ook koffie?’ zei ik tegen de vrouw van Bakkerij Van der Kloet, ‘want er is verder niks open natuurlijk’. ‘Nee, da’s vanwege Corona’. Ah. Goh. ‘Maar juist vanwége Corona heeft uw collega in Tzummarum een koffiemachientje neergezet’, probeerde ik nog. Geen sjoege. Ik was echt wel blij met de koek, al was die met thee uit de thermos op een koud bankje voor Jellema Tweewielers. Zou ik later een boer om koffie vragen?

‘Het blijft droog vandaag’ had ze gezegd, de lieverd, en dus regende het binnen een half uur. De wind wakkerde aan. Ik moest links houden op de weg om te voorkomen dat de wind van rechts me er af en toe middenop blies. De leuke paadjes waren afgesloten wegens werkzaamheden, dus het was asfalt tot Dokkum. Scholieren waaiden van hun fiets. De Dokkumer Vlaggencentrale maakt de beste vlaggen van Nederland. Dat snap ik, met die wind hier. 

Dokkum is prachtig, tot je moet plassen, dan is het lockdown. Ik dacht, een bed and breakfast en dan wachten wat de volgende dag brengt. Maar opgesloten worden in je kamer, met eten voor de deur gezet, da’s niks. En dan het weerbericht. Nog drie dagen nat en regen, en de route draait morgen tegen de wind in nota bene.

Ik besloot naar huis te gaan.

Hoe voelt dat nou, een wandeling afbreken? Onvermijdelijk maar treurig, met iets van spijt als je in de trein naar huis de zon ziet doorbreken. Zo’n wandeling is toch grotendeels fantasie, een illusie die zachtjes ‘poef’ zegt als je ermee ophoudt. Zou deze wandeling een hele grote zijn, dan zou ik hem voortgezet hebben, met de gedachte dat er hele mooie dagen in het verschiet lagen. Maar dit loopje was ‘zomaar’, en dat verdraagt geen vijf dagen slecht weer.   

De route
Ik had een vier of vijfdaagse route uitgestippeld, een mix van Kunstpad, Elfstedenpad en Noardlike Fryske Wâlden pad, aan elkaar gelijmd met klazige doorsteekjes. De route begon in mijn vaders geboortedorp Oosterbierum, maar dat was voor de start al van de baan. Tzummarum werd het nieuwe startpunt. Ook daar liggen roots. De route loopt door de klei naar Sint Jacobiparochie, dan langs de zeedijk naar het Noorderleegsbuitenveld, over de klei naar Ferwert, dan Dokkum, Damwoude, Buitenpost, Twijzel, het Burgumermeer, De Leien en Nationaal park Alde Feanen om te eindigen in Drachten.
Ondertussen is het restant van de route omgewerkt tot iets van ‘Steenwijk – Alde Feanen – Eastermar – Buitenpost’, natuurlijk met de wind mee, zoals een goede route betaamt. 

Startpunt: Tzummarum, bakkerij. Deze bakker verkoopt koffie to go.
Het Bild: kamerbrede klei tussen Sint Jacobiparochie en de Waddenzee.
Het wad vanaf de Seedyk
Duitse observatiebunker op het Noorderleegsbuitenveld. Noarderleechsbûtenfjild klinkt beter.
Twee dobben aan de horizon rechts. Schijnbaar mooi weer donderdagochtend.
De terp van Hegebeintum.
Storm Evert blaast de verkiezingsborden van de palen. Of heeft de wind hulp gehad?
Tijdens corona kun je niets anders dan wandelen en dat is zwaar. Hier toch rusten in een tuinhuisje achter een boerderij.
Dokkum in. “Trochpakke” doe ik niet, ik ga naar huis.