Het donkerrode boekje

Uitgelicht

Hij kwam naast me staan maar keek niet in mijn richting, op een manier die suggereerde dat hij een praatje wilde maken. In de supermarkt had hij zojuist een klein kartonnen bekertje espresso uit de automaat gehaald. De automaat staat vlak naast de ingang en toch ver van de kassa, dus dat was voor hem nog wel te doen. Hij was namelijk een vluchteling. Of, een gelukzoeker, daar wil ik vanaf wezen. Ik ben zelf ook een gelukzoeker, en heb bovendien een lelijke bodywarmer, een tentje en een ongeschoren gezicht. Maar ik ben een wandelaar, dat ziet iedereen, toch? 

Nog maar een paar kilometer eerder liep ik langs de autoweg. Voor me liepen mannen in vieze kleren, achter me liepen mannen in vieze kleren en rechts van mij was het landschap omgeturnd in een soort verlaten festivalterrein. Het lag bezaaid met plastic flessen en ander afval met hier en daar groepjes tenten, soms verbonden door grote stukken zeil. Overal dwaalden mensen in groepjes of alleen. Mijn route maakte een afslag. Toen ik de bebouwde kom van Loon Plage inliep kwam een auto mij tegemoet. De bestuurder staarde lang en nadrukkelijk, met een woedende blik. Hij zag in mij een vluchteling die het gewaagd had zijn dorp binnen te komen. 

De man met het kartonnetje espresso had dat ook gedaan, alsof hij een gewoon mens was die toevallig heel hard gesport had of heel hard in de tuin gewerkt had waardoor zijn kleren vies waren geworden. Het was een kwestie van douchen en dan kon hij met zijn dochter naar paardrijles.

Ik sprak hem niet aan. Had ik geen zin om sympathiek te doen? Was ik eigenlijk wel heel blij met het onderscheid tussen mij en de ander? Wilde ik geen gesprek dat onvermijdelijk zou uitkomen bij mijn privilege (wandelen) en zijn gebrek daaraan (doelloos rondlopen tot je met de andere vluchtelingen verzameld wordt en met een bus naar weet ik veel waar gereden wordt).

De volgende dag liep ik over een prachtig breed strand richting Calais. Vanuit het zuiden verscheen een brullende strandbuggy. Op mijn hoogte aangekomen minder hij vaart. Het was een patrouillewagen. Hij verdween in de verte. Een half uur later ging ik even zitten om thee te drinken en iets te eten. De patrouillewagen verscheen weer, en minderde weer vaart. Waarom komen ze niet kijken? dacht ik. Toen ik weer ging lopen, werd snel duidelijk waarom de patrouillewagen niet gestopt was. 200 m verder kruiste mijn route een groep gendarmes. Het waren er vijf van het soort ‘kogelvrij vest, insignes, baarden, laarzen en camouflagekleuren’. Ik werd staande gehouden en moest vertellen wat ik aan het doen was. Ook wilden ze mijn paspoort zien. Dit had ik al verwacht dus zat het bovenin de rugzak. Er werd even flink doorgevraagd waar ik geslapen had, wat ik ging doen en wat er in mijn rugzak zat. Het was oké. Ik vroeg nog ‘is het moeilijk om Calais in te komen’. Nee, zei de grootste met een rossige baard, je moet gewoon je paspoort laten zien en je reservering voor de ferry. 

Zwaai met je donkerrode boekje als een toverstokje en alles komt goed. 

Ik dacht terug aan de man bij de supermarkt

Kanunnik van der Paele wordt door Sint Joris ‘voorgesteld’ aan Maria en Jezus. Jan van Eyck, 2436 (Groeninge museum, Brugge)
Zaterdag 15 maart neergestreken in Zedelgem. Materiaal voor vuur ligt klaar!
Koude ochtenden. Ik sta natuurlijk ook op in het koudste uur, vlak voor zonsopkomst.
Käthe Kollwitz, rouwend ouderpaar, op het Duitse oorlogskerkhof in Vladslo.
Picon, een aperitief, in De Zwaan in Lo.
Over de Franse grens!
Chansons draaien in het appartement van John, Bray Dunes, 18 maart.
Flinke dosis Almere, Zoetermeer in erger in Dunkerque Grand Synthe.
Dag 15: vaak stuur ik Fré een zonsopkomst, omdat ze op schooldag opstaat net als ik aan de wandel ga.
Geweldig mooi breed strand en mooie duinvalleien op weg naar Calais.
Tussen Duinkerke en Loon Plage: het vluchtelingen landschap.
Probeer maar eens om lopend Fort Europa uit te komen! Corridors van 4m hoge hekken, Calais.
De Route van Breskens naar Calais, ,
Maar de beloning is groot. Engeland!

l

Gelukkig zijn er Sjons

Deze wandeling was er eerst zoeen van vier dagen die ik wel eens maak in Nederland. Duidelijk gemarkeerde natuur ( mini oh en ah ), perfecte wandel- fiets- en mountainbike infrastructuur, eten van de AH of de Jumbo. De wandeling was ingebed in woon-kitsch – riet gedekt met antraciet kozijnen, stenen voortuin met zwarte Porsche – en veel eensgezinswoningen met stijlkenmerken die desnoods gelijktijdig naar 1880,1930, modernisme en boeren romantiek verwijzen. In Zeeland kwamen daar onafzienbare huisjesparken bij. Bungalows uit de jaren 60, puntdakjes met Noors kleurenpalet uit de jaren 90, mini boerderijtjes en nu dus ook antraciet metalen schuifpuien met verticale eiken-look planken. Hekken beschermen die vakantieparken, en eigenlijk ieders bezit, tegen de vreemdeling maar zoals ik het bekijk houden de hekken vooral de recreanten binnen. 

Dan de campings. De meesten zijn niet bedoeld om op te kamperen met een tent. Het woord kamperen is flink genivelleerd: ook in een verwarmde camper op een parkeerplaats staan heet nu al kamperen. Dus wat ik ook Google er is er geen een die een wandelaar met een tent kan ontvangen. Of toch wel?

Ik word gebeld, het is een nummer dat ik eerder zelf draaide. Met Sjon! Ja hallo met Klaas, ik zag op uw website dat de camping open is van 15 maart. Maar is de camping voor een wandelaar misschien al open vanaf 12 maart? O, zegt Sjon, we zijn al de hele winter open. Hierna begint John aan een uitgebreide uitleg hoe ik zijn camping kan bereiken. Ik zeg, ik vind het wel, het staat op de kaart. Maar als ik aankom vanuit het dorpje Zanddijk, blijken al Sjon’s aanwijzingen noodzakelijk: tankstation langs, het zandpad in, langs het leegstaande huis op nummer 87 A, voorbij de schuur naar de coniferenhaag en dan over een heel stel in het gras gelegde grindtegels naar een rij caravans die er zo te zien al een tijdje staan. Ik zie een man met een ladder. Bent u de chef?, vraag ik. De man antwoordt in het Duits van niet.  Zijn vrouw komt de caravan uit en tezamen beginnen ze mij wegwijs te maken op het terrein. Ik krijg de keus uit twee locaties. Ik kies de donkerste. Want mijn tent is zo’n beetje doorzichtig. Later blijkt dat op de tegenoverliggende caravans allerlei lichtjes aangaan en knipperen in allerlei kleuren. In het piepklein toiletgebouwtje is er precies 20 cm tussen douchegordijn en de deur om al mijn kleren op te hangen. In dat zijn er nogal wat, want het is koud. 

Later, als ik gegeten heb, duikt Sjon op. Hij vertelt het hele levensverhaal van de camping en hoe alles zo gekomen is. Ik vertel hem van de vorige camping waar ik op plaats 7015 mocht staan en waar ik € 24,50 betaalde. Sjon moet lachen en rekent een tientje.

Beeld bij dit blog lukt nog even niet, wegens gedoe met de WordPress app. Ik schrijf dit in de browser, het toetsenbord bedekt wat ik typ. Mijn God, had niets moeten beloven over schrijven.

nou vooruit. Toch nog een foto van dag1

Bollenstreek, tweede dag.

Maasland

Met de pont over de Nieuwe Waterweg naar Rozenburg
De Maasvlakte vanaf Voornes Duin
De Haringvliet sluizen
Wildkamperen op één uitzichtpunt
Ik zeg niks
Liefde is …
Duinvallei achter piepjong duin, Schouwen.
Het begin van de Oosterschelde kering.
Veere
met de boot van Vlissingen naar Breskens
Etappe 1, van huis naar Vlissingen, is klaar.

Articles of faith

TGO Challenge Gear List (not)

Six years ago I crossed the Alps. There I met the ultimate backpacker. He wore isolated shoes, two loose goatskin trouser legs, a hazel-framed backpack, a bow and arrows, a pouch with fire-making tools and a couple of birch bark food canisters. And an axe with a heavy and expensive copper axe-head. His name was Ötzi. 

I asked him why he would take that heavy copper axe-head. In a soft voice he said: “the museum people thought it might have signified riches and leadership, but for myself, well, I just love it, as a tool. I don’t mind the weight penalty, chopping firewood with it is such a pleasure.”

Ötzi. Reconstruction by the Arie & Alfons Kennis in Ötzi’s very own Bolzano museum.

Irrational additions to the backpack have existed for at least 5,000 years. These articles of faith define the walker. Show me yours and I’ll try and read them. But first:

What do I want from a walk, what are my articles of faith?

I want silence. The best thing in the wild is the huge big silence. My current stove, a White Box Stove, is completely silent. Why pick a nice spot for the tent, amidst this silent landscape, and then turn on a roaring jetboil? Calculating the weight penalty? I’ve tried, given up, and settled for it’s 53 gram (including windscreen)

My White Box Stove during a test, 2015.

I want simplicity of movement. I never fail to enjoy the sheer simplicity of walking. There’s many modern day ‘stuff’ that can ruin this simplicity. Think walking poles. They give your brain two extra legs to master (it can’t), they swing in and out of your view. Noise! On pole-people’s gear lists two or often three pairs of gloves turn up, because hands are exposed. While pole users have many a reason to use poles, I have only one counter-argument: poles are simplicity lost. A non negotiable to me.

I want to be immersed in the landscape. If I wouldn’t have any inhibitions, I would walk naked, and sleep on a bed of moss under the starry sky, eating rabbit each night. Until then, I prefer the thinnest barrier between me and the landscape, put up in a minute. And gone in a minute. This lightness is spoilt by having too much stuff inside the tent. Spare stuff annoys me. I don’t bring spare batteries, no pillow, a tiny towel (aaarghhh), less repair stuff, no shampoo, no swiss army knife, no spare socks, no spare shoelaces, no … you name it. This stufflessness is a dogma, and I thought I would suffer the consequences sooner or later, but I never feel something’s missing. Because so much is gained.

I need some comfort. Two items stand out: a book, and a thermos. For as long as I can remember I carry books. Lately, it’s an e-reader. But the purpose is the same: a book keeps me from walking into bad weather, and keeps me from walking at all if that’s what’s called for. 
In a way, the thermos accompanies the alcohol stove. The stove is not lit quickly, and fuel, once poured in, can’t be re-used. So I boil one and a half liter of water two times a day. The thermos contains the surplus. Benefit: hot tea first thing in the morning, without setting up the stove, and a hot drink on the hill. Weight penalty: 189 g (e-reader + cable), 229 g (0,6 L thermos)

Safety. Of course I carry torch, compass and a foil blanket. But I have an irrational fear of high winds. When I was 10 or 11, the family camped on a French campground when one of those mediterranean winds struck our tents at night. Being inside a small tent with that storm hammering it made a lasting impression. My sister and I where ‘evacuated’ into the bigger tent my parents slept in. In Scotland I’ve had many a stormy night in my Phoenix Phreebooter, a bombproof tent. Recently, I bought a Tramplite tent, with a stormproofness that is overkill on most days, but it frees me from fear. 
Weight penalty: about 200 grams (pegs!), compared to my Tarptent Moment.

Ye Olde Phreebooter somewhere behind Liathach, Torridon, 1995

The oddest and oldest relic in my pack is my spoon. Over 30 years old, and with me on all my Scottish walks. Weight penalty? Even calculating it would be heresy!

Edit 24 Jan 2022: the spoon is going to be replaced by a wooden spoon I cut myself from cherry or beech wood (still to be done).

Latest news: yes, I bought a Dyneema Composite Fabric (Cuben Fiber) Fusion Bonded SUL Tent Peg Bag, size XL.
‘What animal’s skin is this made of?’ Ötzi would ask.

The latest addition to my gear list: a girl’s make-up mirror, to catch ticks.

More posts on my preparation for the TGO Challenge here.

Zo vliegen voornemens de prullenbak in

“Kom, schrijf op. Hoeft niet goed, maar doe het toch”, zeg ik zo vlak voor Oud en Nieuw 2020, “want het gaat over voornemens”. Okee. Hak-op-de-tak en daar gaan we. Dat lijkt aardig op de tocht zelf.

Het begon simpel, op het stationnetje van Rannoch, met plannen om een diagonaal te lopen naar de Cluanie Inn, zo’n 170km verderop. Ik had zin om te lopen. Het voornemen om de rugzak rustig uit de vliegtuigstand te halen ging daarom de prullenbak in. Uren later, toen ik een laag sneeuw wegschepte om mijn tent op te zetten, brak dat me op. Ik kon werkelijk niets vinden, vooral de hoofdlamp niet. Die bleek nog thuis te liggen. Gelukkig had ik voor het eerst aan een reserve-hoofdlampje gedacht, een voornemen uit 2019.

20 februari. Tent in Coire allt Eigeach.

De volgende dag konden plannen om twee nabijgelegen heuvels te beklimmen de prullenbak in. Ik kan wel vertellen over het weer, maar de meeste wandelaars vervallen dan in overdrijvingen, of het leest in elk geval als een overdrijving. Ik kom er op terug.

Loch Ossian YH
Bijkomen in Loch Ossian Youth Hostel, en dan weer terug de gurigheid in

Van de Winter Warden van het Loch Ossian hostel kreeg ik vier blokken hout mee, die ik in plastic verpakt meedroeg naar Staoineag bothy. Het waaide hard genoeg om een duistere bothy te verkiezen boven slapen in de tent.

Een dag later, op 22 februari, oefende ik met het weer. Ik beklom Stob Ban, een handzame Munro. De video zegt meer dan duizend woorden.

Het Weer. Wat je ziet vliegen zijn stukjes ijs die zeer doen.
Op Stob Ban. Ik heb een snor, wat raar is als je de baard die erbij hoort niet ziet.

Ondanks dit voornemens-vernietigend geweld beklom ik die berg (op stijgijzers natuurlijk) en kwam weer terug in Meanach Bothy, waar ik een goed winters boek las, en in de ochtend mijn verjaardagskadootjes uitpakte.

Echt een heel goed boek!
Lichtgewicht verjaardag.

Op mijn verjaardag zag het er iets beter uit. Mijn route liep haaks over de bergkam van de Grey Corries naar het noorden. Je raad het al, ook dat ging niet door. De wind was de voorspelde 75-90 mijl per uur en ik besloot op de top om te keren (geen besluit, de wind legt zoiets op). Wat me bijblijft: terwijl ik op de grond zat duwde de wind mij voort. Niets hielp, zeg maar. Een erg duidelijke situatie.

Stormy weather, Grey Curries
Stormachtig weer ziet er goed uit.
Stob Coire an Laoigh summit
IJs in de wenkbrauwen op de top van Stob Coire an Laoigh

Toen ik, dooreengerammeld, weer in het dal stond was ik blij: mijn brein was blijven werken. Later, vanuit een warm hotel, belde ik Lein, die bezorgd was geweest. Terecht, voor deze ene keer. (Ik neem me nu voor haar bezorgdheid te voorkomen). De volgende dag liep ik naar Glen Mallie, gewoon langs een bewegwijzerd pad. Dat kan ook nog, natuurlijk.

Alles vredig in Glen Mallie
Coire Sgreamhach N of Gulvain
Coire Sgreamhach. Fraai en onbegaanbaar.
Loch Arkaig Southern shore
Loch Arkaig
Kinlocharkaig Barn Owl
Een kerkuil in de ruïne van Kinlocharkaig
Glen Kingie Bothy
Kinbreack bothy in Glen Kingie
De zesde dag, 25 februari. Glen Mallie naar Glen Kingie, 29km/10.5u

Loyaliteit
Kijk, ergens rond de kerst teken ik zo’n route, en die wekt een enorme loyaliteit in mij op. Komt bij dat Glen Kingie en Sgurr Mor al sinds 1994 op mijn verlanglijst staan. Hier hebben we voornemens waar geen sneeuw, hoge heide, modder en padloze stukken mij van af kunnen brengen. Op naar Glen Kingie dus, geen zin in iets anders.

Toen ik in de avondschemering kwam aanklossen brandde het vuur in de bothy al. Drie man en een enorme zak kolen, echt een traktatie. De bothymuis knaagde een gaatje in mijn rugzak op zoek naar een lege chocoladewikkel. Omdat mijn bibbers over harde wind en diepe kou nog niet waren weggetrokken, was ik blij toen Jack (the London Dentist) de volgende ochtend voorstelde om samen Sgurr Mor te beklimmen. Hij is ook nog zo’n type dat de leiding moet hebben, iets wat heel welkom is in diepe sneeuw, haha. Het rondje van 10km kostte ons zes uur.

Sgurr Mor from Sgurr nam Fhuaran
Sgurr Mor vanaf Sgurr an Fhuarain
On the way to Sgurr nam Fhuaran (photo courtesy Jack The London Dentist)
Een dun zonnetje, op weg naar Sgurr an Fhuarain (foto Jack the London Dentist)

De dagen erna zwikte het tussen betoverend winters en intimiderend winters. Op de berg Gairich nam ik me voor mijn navigatie minder van het zicht te laten afhangen. Op de één na laatste dag beklom ik Gleouraich. Ik voelde me belazerd, want hogerop verdween m’n spoor en waaide het even hard, en even snijdend als altijd. Daarna verdween het zicht en vond ik de top ‘plotseling’. Ik daalde zo snel mogelijk af naar de vloer van Glen Quoich. Zo’n typisch moment dat de spannende dingen achter je liggen, terwijl de kaart zegt dat er nog 13 kilometer te gaan zijn, met smurrie en sneeuw op de grond, natte sneeuw uit de lucht en erg veel ‘nu ben ik er bijna’ momenten.

Onderweg vanuit Glen Kingie naar Gairich
Gairich Summit
De top van Gairich
Zo wit. Precies in het midden van het beeld is een kleine stenen brug. Erg blij mee, want daar is een weggetje. Had ik al gezegd dat weggetjes niets betekenen als er zoveel sneeuw ligt? Je ziet ze namelijk niet.
Am Bhatach, Ciste Dubh and Sgurr nan Ceathramnean
Je ziet het niet, maar het weer was hier best goed. Voordat ik om 12 uur de bus naar Inverness zou halen, klom ik nog even op Am Bathach, vlak boven de Cluanie Inn waar ik de avond ervoor was aangespoeld.

Zo.

Voornemens? Ja, weer naar Schotland als Corona weg is. Wat ik ga doen vertel ik hier snel.

Een veel uitgebreider versie van deze tocht, compleet met routekaart en allerlei details, is te vinden op Walkhighlands.

Islay & Jura

Ook dit jaar was ik weer in Schotland. Tussen 28 maart en 6 april liep ik een paar dagen in het zuidwesten van de Highlands, stak over voor Islay en de hoofdprijs, de noordkant van het eiland Jura.

Voor een verslag moet ik helaas weer verwijzen naar Walkhighlands.

Op Dubh Bheinn, Jura

Op Dubh Bheinn, Jura

In de stad opgaan

Het einde van deze gelukzalige reis. Een reus van een tocht, dag voor dag tot mij gekomen. Ik las terug in mijn schrijfboekje. Over 9 april, nabij Augsburg met een bevroren buitentent. Mijn geheugen is zo vol dat die dag er gerubriceerd is als een wandelvakantie van een jaar of zes geleden. 
De pelgrim lost ogenblikkelijk op hier in de Eeuwige Stad. Tussen de andere toeristen, tussen de vele reli-bezoekers. Niemand kun je vertellen dat je bent komen lopen want dat valt volstrekt buiten de kaders. Het klinkt elke dag gekker, tot ik mezelf er aan moet herinneren. 
Donderdag 28 mei de eerste dag zonder route of rugzak, maar de aanpak ijlt na, was er al, en gaat nooit meer weg. Ik loop m’n neus achterna zuidwaarts. De stadswijk zonder bijzonderheden boeit me, ik draai wat bochtjes, vergeet Tripadvisor en eet waar iedereen eet. Ik bezoek de St Paulus-buiten-de-muren en slaap op het gras. Terug naar de stad stop ik bij gevelkunst, de hells angels, een faculteit en een oude rode draad: industrieel erfgoed. De laatste zwaai door de wijken Regola en Ghetto gaat langs een overhemdenzaakje, waar een oma en een moeder mijn maten nemen, en het kleinkind vraagt of ik ook een stropdas nodig heb. De enige glimp die ze opvangen van mijn reis is mijn opmerking ‘niet te krap, normaliter ben ik iets dikker’. 

“Een plattegrond bestaat allemaal uit strepen, maar die strepen, dat zijn wegen”. Mensen ik moet dringend naar huis, mijn nageslacht heeft trekjes van mij en dat wil ik van dichtbij beleven.

  

De laatste stop in de buitenwijk. Las Vegas, met grote parkeerterreinen, hypermarkt en ommuurd wijkje.

  

Met de spits de stad in. Geweldig.

  

Franciscus voor de S Giovanni in Laterano. De belangrijkste kerk ter wereld en technisch eindpunt van de wandelroute.

  

Maar de kerk is wel het eerste echte Rome en dus grijpt het me wel aan. Behoorlijk. (Sint Andreas. Geweldige sculptuur. Dat het onwaarschijnlijk is dat heiligen zo gespierd en woest waren neem ik voor lief.

  

De keizer en de wegwerkers

  

Voldane blik! Foto door fietser Hans, die ook net aankomt. De enige persoon die kan snappen wat zo’n tocht is en doet. Fijn.

  

Door een darm vol toeristen naar de Sixtijnse kapel, als toetje. De kleuren en poses mooi als altijd.

  

De kamers van Rafaël.

  

In de Sixtijnse kapel vliegen twee bijeneters, en in de pauselijke collectie vind ik deze. De vogel als godsbewijs.

  

Op weg naar mijn kamer regent het Schots. Nog 1 keer in de ’terreinwagen-modus’ door een heel groot verlaten park

  

De laatste keer sokken wassen (al met machine) en de laatste keer tent drogen.

  

Sint Paulus buiten de muren, gebouwd op zijn graf, dat aan een Romeinse grafweg lag. Het waren ooit echte mensen, die heiligen.

  

Letterenfaculteit. Italianen hebben een cultuur van op de muren geschreven protest.

  

Geen toeval dat ik langs industrie loop. Wandelen door industrie voelt onaangepast, stiekem.

  

De rode man maakt een foto van mij.

      

Wie binnen gaat om God lief te hebben, komt naar buiten om zijn naaste lief te hebben. Ik denk dat we dat laatste meteen wel kunnen doen.

  

Marjolein komt me halen! Wat een fijne afsluiting, samen door de stad struinen.

  

Het Pantheon. Zo sober als ongewapend beton kan zijn. Maar een geschikt eindpunt voor een Rome-tocht is het niet.

  

Sint Ignatius van Loyola. Ruig 3D-werk, en lichtvoetig, vrolijk. Hier geen straf of schuld te vinden.

  

De Trevi fontein, met loopplank voor de Japanners die echt moeten.

  

Trevi fontein, 28 jaar geleden. Veel gebeurtenissen uit die reis staan me nog helder voor de geest. Wat maakte Italië toen een indruk. Leendert, links, plaatste de foto op Facebook, nadat Rolf (midden) door mijn aankomst even terugdacht en dat meldde.

 

Alto Adige

De mentaliteit, de rijstijl, de bordjes; veel is echt anders dan in Oostenrijk. Mijn route is lastiger te volgen, over moeilijker paden met veel op en neer. Ik ben er heel blij mee. Intens wandelen (rare uitdrukking). De dorpjes zijn compact en best leuk, met veel meer barretjes enzo. Mijn Italiaans kruipt langzaam onder 6 weken Duits vandaan, ik lees de informatieborden eerst in het Italiaans, en ik mag spieken in het Duits. Nu ben ik in Bolzano, daar is Italiaans de grootste taal, maar als ik 5 seconden nadenk over een zinnetje, schakelt men naar Duits. Ik versta Italiaans behoorlijk. Net in het postkantoor alles in t Italiaans. 


Praktisch is Bolzano de overgang van koud naar warm. Hoewel ik de bergen nog wel inga, stuur ik lange broek, bodywarmer, overhemd terug. Mijn lievelingstruitje gooi ik weg, dat is na 22 jaar op. De rugzak wordt lichter, dus ik heb aquarelpapier gekocht. 

Met twee volgers heb ik een bijzondere band. Het zijn ‘professor Pim’ en zijn vrouw Hanneke. Beiden nieuwsgierig, En positief bezorgd. Ze vroegen hoe ik mijn dagelijkse planning doe. Mijn antwoord:
Ik bekijk pas als ik vertrek van de vorige plek waar het ‘koffiedorp’, het ‘lunchdorp’ of het ‘avondeten inslaan dorp’ liggen (misschien is er maar 1 dorp) en ik bedenk waar ik ongeveer uitkom en waar ik dus 2 liter water moet halen (om te koken). Meestal zie ik op de kaart dan een bos, maar de plek zelf herken ik pas op het allerlaatst. Zo’n bos kan half gekapt zijn, of met mensen aan her werk, dan verzin ik iets anders. Dat leidt wel eens tot een paar km te veel. Op de middellange termijn probeer ik te schatten wanneer ik een kamer met wasmachine moet boeken. De totaalafstand schat ik, en verdeel ik in stukken van 30km (de gemiddelde dagafstand). Ik sta nu op een camping, das ook wel fijn met een douche en oplaadmogelijkheid (heb 4 dagen stroom van accu en telefoon). 
(Vraag over kaarten)
Ik heb geen papieren kaarten, die zijn fijn plannen op een tafel, maar ik heb er tientallen van nodig. De kaarten in m’n telefoon zijn uitstekend, hier in Zuid Tirol heb ik 1:50.000 wandelkaarten van Kompass, waar alle routes die je in het veld aantreft opstaan. Eerder gebruikte ik OpenCycleMaps, ongeëvenaard precies, alles klopt. inzoomen tot 1:10.000. De Kompass kaarten heb ik met Viewranger (de navigatie app) gekocht, de OpenCyclemaps zijn binnen Viewranger op maat te knippen en te downloaden. Ik heb voor m’n kaarten dus nooit internet nodig. Ik heb routes van thuis meegenomen als bestand in dropbox, hier de Via Claudia Augusta wandelroute, straks naar Garda weer wat anders. Met de app kan ik routes goed meten, verleggen en vergelijken. 
De fun van echt puzzelen in het veld is weg: ik verdwaal niet. Bij verkeerd lopen ga ik zelden terug, maar maak ik een nieuwe route die verderop weer aansluit. Ik neem ook alle vrijheid voor aanpassingen. 
Regen: ik heb geen regen. Haha. Als het buien zijn, blijf ik even binnen, in droogte opbreken is wel zo fijn. Heb rond 31/3 slecht weer gehad, ik loop dan eerder meer dan minder. 

Tot zover!
 

Op de Reschenpas (1455m), 500 meter binnen Italié).

  

Doet me aan de Ullapool Sailing Club denken.

  

En ik maar denken dat er een verdronken kerk in het stuwmeer stond. Maar het is alleen een toren. Gefotografeerd vsnaf een droogliggende landbrug.

  

Leest allen de boeken van Gerrit Jan Zwier.

  

Zwier definieerde het Noordelijk Gevoel. ik lijd daar ook wel aan, dus ik vind dit kleurenpalet prachtig.

  

18 april, boven Mals op een afgesloten graspad. Mijn eerste aanraking met de autoriteiten: er kwam een jachtopziener. Ik vroeg gedwee ‘was halten sie davon’ maarhij zei ‘guat, schon guat’ en was natuurlijk op zoek naar echte overtreders van echte wetten.

  

De hoogste berg in de omgeving: Ortler, 3905m in mooi ochtendlicht.

  

De wandelroutes zijn genummerd, en die nummers staan op mijn kaart en meestal op de bordjes. Soms gaat het op zn Italiaans.

  

De hellingen van de Val de Venosta, de Vinschgau, zijn kurkdroog, want middenin de Alpen komt geen enkele regenwolk er vol aan.

  

Daarom is er een systeem van Walen, die beekwater verdelen over dehellingen. Heel ingenieus en wondermooi. Hier nabij Schluderns.

 

 

Een raster van palen en hangende stokken, straks planten ze de appelboompjes.

   

Oranjetipje

   

Ik volg vaak maar twee of drie routes per dag, makkelijk navigeren, als je de merktekens kunt vinden.

  

Het kerkje van St Egidius. Helaas dicht.

  

En ook nog drystone walls.

  

De boomkweker stookt snoeisels in zijn houtkachel.

    

Beregenen gaat ’s nachts

  

Heerlijk lopen door geurende boomgaarden, maar soms vervelende dingen op ooghoogte.

  

De paden duiken soms hard op en neer.

 

 

Net na het oversteken van deze steenlawine hoorde ik van de locals dat ie twee dagen eerder nog bewogen had. In Duitsland waren de bordjes overdreven, maar in Italië kloppen ze, deze plek was niet voor niets afgezet.

  

Gemengd bos is prachtig als het uitloopt. De bergen horen bij de Tessa/Texel groep. Kalk, niet zo hoog maar wel erg ruig.

  

Dinsdag 21 april: bij Lana even uit de route gestapt voor een dagje Bolzano. Korte broek kopen. En als dat gedaan is, pranzare.

  

Een man met een lichte rugzak en heel uitgekiende uitrusting vond 5000 jaar geleden de dood. Hier ligt hij opgebaard, je kunt de tatoeages op zn huid nog zien. Ötzi.

Bij een pizzeria ontmoet ik drie grafisch ontwerpers, die me meenemen naar een test van projecties die ze maakten voor het moderne kunstmuseum. Geinige avond.

  

Expeditietje spelen

Apeslecht weer deze week. Een koufront, met storm. Maandag vanuit Rothenburg enorme buien nog ontweken, en geslapen tussen gespierde Douglassparren. Dinsdag waaiden losstaande sparren om, en sliep ik in jong en flexibel bos, wijzer. De nacht van dinsdag trakteerde mij op storm, hagel, sneeuw én onweer, recht boven mijn tent. Niet fijn, maar laat ik de volgers geruststellen: het viel ruimschoots binnen het bereik van mijn ervaring. Ik heb nog eens in een bivakzak in de sneeuw op een IJslands lavaveld gelegen, ’s nachts op ski’s gestunteld op een Groenlands eiland, of een herfststorm doorslapen op een Schotse bergtop. Ja, lach er maar om. 

Woensdag raasde het wat na, met heel koude wind. Ik sliep onder een solide beuk. 
Donderdag sneeuwde het nat, met wind, het koudste weer. In de middag klaarde het op, gevolgd door een nacht met ijs ín de binnentent. Zo. Anders nog iets? Zeg, weergoden, ik loop hier nog gewoon hoor, en die tent krijg je me ook niet uit m’n hoofd geblazen. 
Minder prettig: ik had het voor elkaar gespeeld het zogeheten thuisfront in zo’n zelfde stormachtig humeur te krijgen. Althans, zo leek het. Want de claim dat je zo goed na kan denken in de natuur, is onzin. Je kunt láng nadenken in de natuur, en dan vooral in je eigen richting. Zonder tegenspraak. Kleine onenigheid groeit op deze vruchtbare bodem snel aan tot eenrichtingswanhoop. Maar ook die hemel is weer blauw. 

Natuur. Mja. Natuur van enig karakter, die heb je hier nauwelijks. Het bos is functioneel. Cultuurlandschap, daar is de Flurbereinigung (ruilverkaveling) overheen gerold. Blijft over de geologie. Die is spectaculair: de Ries van Nördlingen is een inslagkrater. Een interessante vlakte, met kraterrand. Met tal van bizarre verschijnselen, zoals rondvliegende stenen groot genoeg om een kerkje bovenop te bouwen. Waarmee ik op Goede Vrijdag toch nog iets van religie meeneem. 


Met kleine lettertjes zegt de Frankische Alb Verein dat ze het simpel houden: volg de Main Donau Weg.

  

Maandag 30 maart. Met Ulla, een gepensioneerde Wiskundelerares (pijnlijk Punktlich) ontwijk ik wel 4 van dit soort gevaartes. Mazzel, geen opzet.

  

Jachtstoelen, altijd fotogeniek. En ze telen hier riet.

  

Na 40km, nog steeds niet nat. ongelooflijk.

  

Verscholen in stevig bos. Met afwasplek.

  

De menselijke maat uit je landschap halen, en het industriële erin toelaten is een fout. (“Lees ik hier nou dat jij tegen windmolens bent Klaas?” Yep. Doe maar in havengebieden ofzo.

  

Boom 1 valt om. Ik zet de videocamera aan.

  

Als ik de video weer heb weggestoken, valt boom 2. Ik maak me uit de voeten. (Het is overigens niet mijn route waar ze overheen vallen).

  

Fremdlingen. Lang gewacht op hiernavolgende bui, in bakkerij. Hele levensverhaal van mevrouw aangehoord. Lief mens, maar alleen naar klaarstaan voor anderen, nee, dat is inderdaad geen goed idee. Veel koffie op.

  

Een grondzeil van 70 gram, hoe lang gaat dat mee?

  

Ik zeg het zo vaak: slecht weer is fotogeniek!

  

Lange rechte wegen in de vlakte van de Nördlinger Ries.

  

Klittenband van mijn linkermouw repareren. het is al weken stuk, maar met de koude wind wil ik die mouw dicht hebben. Erg leuke kleermakerij, gratis en adembenemend snel.

  

Natuur: mager grasland met o.a Jeneverbes. Hier verloren de Zweden een slag in 1634.

  

Kopergravuremoment

  

Gekregen. Totaal uit het hart, bezwoer de natuurwinkeljuf mij, nadat ze mijn hele reis had dichtgeplamuurd met clichees zoals ‘Selbstfindung’, ‘Naturenergie’ en ‘Die Bestimmung findet dich’. Heerlijk spul, ook in de pan.

  

Blauw= die ochtend bedacht. Paars=daadwerkelijk gelopen. Je ziet: verkeerd lopen is heel relatief, en dan is die andere route ook nog het gevolg van inzichten ter plekke.

  

Vallen ze nou nog? Ach, ben er al onderdoor.

  

Kapel op geland rotsblok van 60m doorsnee.

  

De Donau! Na 1185 km. Geweldig!

1000 kilometer trouw

Hoogtepunt deze week: de Madonna van Stuppach, van Matthias Grünewald, 1519. Ik ben ervoor ‘omgelopen’, net als proto-pelgrim Herman Post in 1989. Het overdonderende, rare schilderij heeft een Wikipedia-pagina, en een eigen website. Eén weetje: het is geschilderd met verf uit kwark, kalkwater en gemalen halfedelstenen en plantensappen. Dat verklaart waarom Maria zo straalt en het schilderij zo kleurig overkomt. Die verf is heel kleurecht en na 500 jaar nog prachtig. 
 
Tweede thema: trouw. Ik ben een opportunist qua route. Iedere dag een andere Wanderweg, maar trouw aan de route als groter geheel. Ik zal nóoit de trein pakken (oei, wacht maar). Dat is ontrouw. Je laat dan je verwachtingen, waar de tocht qua schoonheid of tempo kennelijk niet voldoet, de baas zijn over je vermogen om te ondergaan. Als bij een nurkse vakantieganger die precies de foto’s in het gidsje wil zien. Want dat is het met trouw: wil je korte termijn genot door vals te spelen of wil je weten wat écht volhouden je gaat brengen? En waar trek je de lijn, ben je trouw in de geest, of naar de letter?
Praktijk: teruglopen naar de Panoramaweg Taubertal is na het bezoek aan het schilderij niet logisch. Dus ik trok een rechte lijn van Stuppach naar Rothenburg ob der Tauber. Dat bleek een leeg stuk, met veel akkers en piepkleine dorpjes waar je niks kunt kopen. Ik dacht dus zondag zonder eten 30 km in regen en wind te moeten lopen. Zou ik zo’n stuk overslaan, dan zou ik niet weten dat halverwege, in het boeren-tienhuizen Spielbach, mij het volgende overkwam.
Uit een vuilige boerderij klonk vrolijk geroezemoes. Was het droog geweest, was ik doorgelopen. Maar nu trad ik binnen… In een tjokvolle voorkamer vol etende Schwaben. Ik vroeg aan de dichtstbijzijnde: ‘ist es hier ein Gästehaus?’ (Geen bord buiten, niks) ‘Und gibt es Mittagessen?’ Ik werd bij de enorme kachel gezet tegenover iemand, en kreeg bier en Sauerbraten. Absoluut oma-eten in de boerderij van mijn grootouders anno 1975. Vla in je schoongelikte aardappelbord.
Er verscheen een heel knokig dametje in een schort, met een geldkistje. Wilde je betalen, moest je op audiëntie. Kraakheldere ogen. En geen poespas: eerst vertellen waar je vandaan komt, ‘je bent echt helemaal niet van hier hè?’, en wat je hier brengt.

Wat me in Spielbach bracht? Trouw. 

 

Panoramaweg Taubertal: veel akkers, maar wel hele lekkere. Veel roder dan op de foto.

 

Kloster Bronnbach. Mooi, maar met een commercieel tintje. Of deed deze onvrome automobiel me dat denken?

 

Wat maakt de meeste indruk? Oude beelden vol kracht en hoop en geloof. Ik raak ze aan.

 

Moet ook gebeuren, aangebrande pan schrobben. Marijke, dank voor t nieuwe sponsje!

 

Gamburg, reclamefoto voor m’n pension. Wat ik hier At? Hou je vast. Twee sneden Duits brood besmeerd met saus, daarop een laag knapperige uitjes, daarop een overhangende schnitzel (vers), daarop twee spiegeleieren, en daarop dan nog vier repen gebakken spek. Vraagt de waard of ik er een bord bratkartoffeln bij wil.

 

Burcht, Gamburg. Mooi gelegen dorpje.

 

Heel fijn als oudere mannen zo gelukkig zijn. En ze wisten waar ik heen ging, want Noud Maas was 4 jaar eerder ook al langs hun bankje gekomen.

 

Jongens! Kappen nou!

 

En dan zoek je de tekst maar op. Onbenullige tekst, maar zo ambigu, en vilein gezongen.

 

Ik ging de Tauber van dichtbij bekijken, nét toen hij helemaal niet lieblich was.

 

Aha. Net als thuis komen de ambachtelijke bakwaren gewoon uit een fabriekje!

 

Je ziet de tent net, twee meter het bos in.

 

… hij staat óp het pad, een pad heeft namelijk een vorm waar je goed in ligt.

 

Misschien zie je het niet, maar hier gaat het om in deze buurt: de vanzelfsprekendheid waarmee weggetjes en akkers zich voegen naar de anatomie van de heuvels. Genieten!

 

Zaterdagochtend, Bad Mergentheim. Een leuk verzetje: even de straat blauw zetten met de tractor.

 

Rollen hooi. Als dit opzet is, dan is het kunst. Dat spleetje.

 

Nog drie uur wachten voor de glazen wand opengaat. De Madonna van Stuppach heeft status: een eigen website, een eigen kapel, een eigen Führerin, die om half twee aan mij verschijnt.

 

De pelgrim weer diep geroerd. Nog nooit zoveel symboliek en verwijzingen op 1 doek gezien, denk ik.

 

Eindelijk behoorlijke kaas gevonden. De Duitse ‘algemene kaas’ is hopeloos.

 

Wéér vergeten een foto van de kampeerplek te maken. Gelukkig regende het vannacht.

 

Van Stuppach recht naar Rothenburg vraagt wat van de wandelaar. Leeg, nat en winderig.

 

Pauze in door wind schuddende jachtkansel. Wat bouwen ze daar toch een fijne bankjes in.

 

Is dit een Gástehaus? (zie tekst)

 

Pelgrim zonder Gebod

Afbeelding

De afgelopen dagen was ik volgzaam. De Vier Länder Weg was mijn route van Worms naar Wertheim door het Odenwald.  Ongewoon, want ik maak er vaak een punt van me niet te laten leiden door voorgeschreven routes, of gidsjes. Is dat iets van mijn generatie, die met de probleemloze nieuwbouwwijk-jeugd waarin alles vanzelf ging? ‘Moeten’, daar krijgen we jeuk van. Een docent kijkt wel uit, die zegt nooit ‘je moet’, maar iets als ‘je doet het voor jezelf’. Maar helemaal geen enkele instructie accepteren (iets ‘vertikken’), dat zet je buitenspel. Een volkomen vrije wandeling gaat niet. 


Er zijn ook mensen die geen instructies accepteren, waarvan het gepikt wordt: kunstenaars, visionairen. Die hebben een allesoverstemmende drive van binnenuit, geen geboden nodig. Hij of zij móet iets. Er is focus, en toewijding. Soms is die zo sterk, dat ie van Boven lijkt te komen. Men kijkt ademloos toe en vergeeft hem alle dwarsheid. Een heilige? 
De gewone sterveling is veroordeeld tot een moeizaam zoeken naar aandrijving, of tot het volgen van bordjes. 

Een man zei tegen me: “jij kan dit omdat je verbonden bent. Daarom kan je goed alleen zijn.” Mijn vrouw zei “je ziet er heel anders uit, open”. Het gaat de goede kant op. Een tevreden wandelaar, er valt geen onvertogen woord onderweg. Dat komt omdat er niks moet, ben ik bang 😉

Worms blijft me bij als ‘rommelig’. Er is ook een t-shirt met I Love Worms.

  

Duitsers, zeggen ze tegen mij, worden dol van hun eigen Ordnung. Dit is in Bobstadt (geen grapje), de Frankensteinstraat (geen grapje). Overdag geen mens buiten, logischerwijs.

  

Ongelooflijke mazzel: de architectuur/kunst-pelgrim stuit op een gesloten Königshalle, Kloster Lorsch, maar de opgravers geven hem een rondleiding!

  

Schrijfster van een boek over deze plek legde me uit: er zijn 9e eeuwse tekeningen en 14e eeuwse overschilderingen. Geeft mij het gevoel dat de tijd zich eindeloos uitstrekt.

  

Kloster Lorsch, wat een parel! (alle wandelroutes slaan m over!!!)

  

Een Borussia Dortmund-boerderij, zo zuidelijk ben ik dus nog niet.

  

Geen toeval: de plek Teufelstein die ik uitzocht bleek een monument voor gevallen leden van wandelvereniging Odenwald Klub.

  

Hout stapelen, dát kunnen ze hier.

  

Eindelijk een havik gezien, en een sperwer, en deze plukplaats. ik vreesde steeds: waar jagers zijn, zijn geen haviken. dat is de regel.

  

Reichelsheim, circus en Schloss

 

 

Ik wilde Schloss Reichelsberg bezoeken, maar liet me weerhouden door dit alarmerende bord. Het geloof accepteert de teruggang niet!

  

Deze streek heeft iets met chocoladehazen. Hier wordt een originele Beerfurther Hasenform aangeboden.

  

Tjeeminee. Frikadellenweck. Met scherpe saus!

  

Onthullend: als je een Basilika bouwt, MOET je relikwieen regelen, anders komt er niemand. Geloven vraagt meer dan alleen een kerk en geboden, er moet ook gezag ontleend worden aan iets. Materieel bewijs. Hier in Michelstadt mislukte dat, en dus staat de basiliek er onveranderd bij sinds 815!!

  

Zwembad, Michelstadt. Hier had ik moeten gaan kamperen.

  

Jachtkansel, mobiel, met bemoste gordijntjes.

  

Geen toproute, de Vierländerweg. Lievelingsplek: Streuobstwiese met houtstapels.

  

Uitgenodigd aan tafel door leuk beiers stel. Sublieme Bratwurst. Miltenberg.

  

Overal blokken steen waarmee men iets wilde. Deze heeft een cirkel van 75 cm, moest een zuil worden.

  

Kampeerplekje, Wanneberg.

  

Donderdag, bosbouwdag. Langdradig.

  

Sommige van die jachtstoelen zitten dus heel lekker!

  

Landschap op sigarettenautomaat.