De klei zo vrij

‘Mijn foto’s zijn vastgelegde
werkelijkheid’, zei een natuurliefhebber tegen mij. De foto’s die hij online postte lieten zonsondergangen, zonsopgangen en vogels zien. Ze vormden voor mij het bewijs dat de beeldtaal van de romantiek de maatstaf is, en dat mensen niet zien dat ze die hanteren. 
Noordoost-Groningen is een plek waar je om je eigen esthetische verwachtingen heen kunt kijken. Zelden is er gelegenheid voor een lekkere knusse gewone geruststellende zonsopkomst met mistflarden. Zoals op mijn eerste wandeldag, als ik om 7:15 de sportvelden verlaat. Zon, ja; mistflarden, ja; maar een kanaal, een windmolen, en de rand van het tamelijk schamele Nieuweschans werken niet mee. Later die ochtend loop ik door ruilverkaveld turbo-akkerland. Kwaliteiten als openheid, veel lucht, niet rommelig; maar ook heel steriel, weinig ‘mens’. De natuur is er fragmentarisch: reeën, gele kwikstaartjes, hazen. Losse beestjes, verdwaald. De historische component idem. Een gevel, een kerkje, verloren tussen onaandachtige nieuwigheid. Wil je hier idyllisch boerenland in zien, dan moet je meestentijds wegkijken. 

Je snapt, geheel in lijn met wat ik anderen voorhoud ga ik niet wegkijken maar juist toekijken. Heel plezierig, wanneer het lukt. De nachtclub in de nieuwbouwboerderij, de junkyard aan de dorpsrand. Geleid door mijn eigen type romantiek liep ik om naar het gehucht Hongerige Wolf. Ook dat gaf niets om mijn verwachtingen die me een 18e-eeuwse herberg voorspiegelden. Nee, het waterschap was er aan t graven, vissers parkeerden hun Kia’s, de schattige cottages bleken verkrotte bejaardenwoningen. Iets verderop viel een perfect in de lak staande 19e eeuwse sluis uit de toon, te mooi, te VVV. En bij een boerenvilla zag ik een blauwborst. Was die ook uitgekeken op z’n gebruikelijke riethalm?

Zo werden de gedachte attracties naar de tweede rang gedrongen door objecten en plekken zoals de zeedijk, het gemaal, de aluminiumfabriek en kegelhuis De Zeearend. Die hoeven niet in een wandelboekje of erfgoedlijst, want ze hebben hun eigen, hedendaagse noodzakelijkheid. Zowel functie als vorm kan zonder steun van architectuurhistorici of ecologen. 

Daar voelt de wandelaar zich vrij. Nergens een bordje dat zegt ‘hier is uw gewenste helende natuur’ of ‘hier voelt u zich verbonden met de geschiedenis’. Gewone, onbeladen, vrij in te vullen wandelspace. Groot, plat en gevuld met klei en boerderij. En ik maar lopen. 

Ik wil nog wel even gezegd hebben: de klassieke toerist in mij kwam ook aan zijn trekken. Herenboerderijen, prachtige wierden, het lege buitendijkse kwelderlandschap. Schitterend. 

Bij de sportvelden in Nieuweschans was het koud. Ik jatte een vuilniszak als grondzeil.

Koning stro heeft schijt aan de wet: protest tegen stro-trucks die door het gehucht Hongerige Wolf scheuren.

De vrijheid van het buitendijks wandelen

Termunterzijl, oude sluis

verlaat het gebouw alleen als u schoon bent!

Door industrie opgeslokte dorpen Heveskes, Oterdum en Weiwerd. Hier het kerkje van Heveskes, met teruggeplaatst gietijzeren hek en weëe geur van amandel, merkstift en popcorn van nabijgelegen Dow Chemical.

Op elke 18-19e eeuwse begraafplaats zie ik zerken met de naam Smith.

Het verdwenen dorp Weiwerd.

Loop door deze keerdeur en je vindt een worstelend stadje, Delfzijl. Lelijk, je zou haast langer blijven om te ontdekken wat er wél gelukt is hier.

Wilde een houtzager nog €20 zien voor mijn tentje, de broers van Alberdaheerd wezen mij hun theekoepeltje uit 1870 als slaapplaats. Aan drie kanten landschap.

Glanzende klei om 7.15 langs het Lissebonse pad buiten ’t Zandt (zand??)

De Menkemaborg. Top-erfgoed van Natuurmonumenten.

Op weg naar zee vanuit Uithuizen kruis je drie dijken. Voor je de zeedijk bereikt is het land superplat, met peen, bollen, uien en pootaardappelen.

Buitendijks: duizenden brantganzen, tientallen lepelaars.

Het Zielhoes. Hoogpolig tapijt is hier een stylingkeuze. Leuke lui.

Veldje in Noordpolderzijl, waar de gemeente een camping wil die er niet wil komen.

Dit is de grootste spitsmuis van Europa, de waterspitsmuis. Maarhuizen.

Pootaardappels in kuubkisten vijf hoog.

Verlaten camping t Woltkampke, Niekerk. ik luister de bekerfinale op langs de lijn. Mooi weer, nog wel.

Maandag 25 april is het honds koud, met harde hagelbuien zonder veel onderbreking. Nat tot op mn ondergoed.

Lauwersoog, een echte haven met vrije jongens. Fijn. (dit is lang niet de obsceenste mercedes)

Christus? Te ver weg.

Sinds ik afgelopen maandag uit Nijmegen vertrok is me weer wat meer duidelijk geworden. Dat was de bedoeling toch?

Dingen waar ik me een voorstelling van maakte pakten anders uit, en waar ik m’n neus achterna liep, werd ik verrast. Geen nieuws.

In Nijmegen vond ik de manier waarop in de kerkdienst Christus werd ingezet en aangesproken maar moeizaam. In de Nicolaikirche in Kalkar was het houtsnijwerk overdadig, maar ook al wat oud (1490). Ik liep dan ook wat routineus de St Viktor in Xanten binnen. Heel mooie altaren, heus. Ach, een crypte, laat ik die ook even binnenlopen, vast nog wat relikwieën. Oei, wat was die crypte lelijk!

Maar wat kwam hij hard binnen!

In de crypte liggen namelijk mensen begraven, die hun nek uitstaken voor wat zij de waarheid vonden. Over de kerk, en over de Nazi’s. Dat laatste overleef je niet. Ook niet als je pas 24 bent.

Gaat mijn pelgrimage dan langs mensen die ons voordoen wat het goede is? Zoals Jezus, maar dan een stuk meer recht in je gezicht, want veel korter geleden?

Een andere geweldenaar die indruk maakte was Joseph Beuys, in zijn eigen heiligdom Schloss Moyland. Zo’n figuur lijkt het dan wel speciaal tegen mij te hebben:

“Elk kunstwerk (landschap) spreekt zijn eigen taal, heeft zijn eigen verschijningsvorm. Hoe een museum (landeigenaar) het ook tentoonstelt, de mensen zijn vrij om er in te zien wat ze willen zien. Of althans, ze zullen in de toekomst daarin vrijer zijn.” Met de laatste zin deelt hij een heerlijke sneer uit naar instructieve educatie, die de mensen vertelt wat ze móeten zien.

Zo, was ik effe door elkaar geschud.

Wil je weten hoe de reis gaat, lees even de onderschriften.

het is heel zonnig in het beloofde land

Kaffee und Kuchen jeden Tag

Slecht weer op komst onderweg naar Kleve

De grafsteen van een 18-jarige.

Kleve heeft geen Altstadt.

Joseph Beuys. U heeft de vrijheid om hier iets in te zien. Of niets.

Kalkar.

Kalkar, de voormalige snelle kweekreactor, nu Kernwasser Wunderland

Piepklein voetbalclubje. Slogan: Und der Acker bebt.

Torenvalk tussen de lijntjes.

Geen kampeerplek aangedurfd, dan ga je doorlopen.

Maan boven de Rijn

Heel hedendaags, vast de citymarketing-boyz

In de molen op de stadswal van Xanten mag je helemaal omhoog, onbegeleid.

Een van de jonge martelaren in de crypte van de kerk in Xanten.

Hooligans die kunnen tekenen. Schrijven is moeilijker.

Rijnoversteek naar Wesel op de oostelijke oever

Kerk vlak buiten Wesel, relief van rustende pelgrim.

Soms maak ik een foto van een plek als de tent al afgebroken is.

Puzzelen. Gelukkig heb ik een lijntje op de kaart om te volgen.

Een Straaltje Son…

Een Ohrenwurm is Duits voor een liedje dat hardnekkig in je oor komt zitten. Ik blijk een ballad van George Michael heel goed te kennen. Careless Whisper. Ik breng grof geschut in stelling, een lied uit het kabouter-repertoire van Sprookjes Wonderland in Enkhuizen. 

Een straaltje son, een plonsje waaaater het leven is niet duurrrr, we laten het groeien we laten het bloeien, wij zijn één met de natuuuurrrr. 

Op dag 4 regent het nogal. Het eindigt op een heel modderige kampeerplek. Op de locatie die ik mij had voorgenomen, jawel. En nee, zo werkt het dus niet. De volgende avond kies ik dus de plek die me plotseling aangereikt wordt, een groene weide op een heuveltop. Veel beter. 

Gisteren, dag 6, volgde ik het Lingepad. Door Zetten, waar ze de Rock n Roll niet hebben uitgevonden (wel de regel ‘1 washandje voor onder, 1 washandje voor boven). Herman Vuijsje beweert dat een man fantasieën heeft over plunderen en brandschatten, en ja, ik wil Zetten, uit medelijden, in een rokend zwart gat doen zinken. Net op tijd verschijnt zij, smaakvol gekleed, donkere krullen. Ik roep uit ‘hee een mooie vrouw’, en ze lacht. Zetten kan gespaard blijven van mijn toorn. (Haar repliek was ‘hee een mooie man’, en dat deed me nog even twijfelen over het lot van Zetten. Terugkaatsen van complimenten is nie goed). 

Vanmorgen in Nijmegen een lege winkelstraat en klokgelui. Dus: naar de kerkdienst. Ik doe de tegenstanders van liederen vanaf CD wat argumenten voor samenzang aan de hand. Samenzang Rulez!! Het geloven in een God en die aanspreken is me nog altijd ’n brug te ver. 

Een kerkganger zegt: “je bent wel erg gestyled voor een pelgrim!”. Klopt. Is belangrijk. 

Vochtig, vochtig.

Open 1 april…

Kasteel Amerongen

een wat minder verstopt plekje

zonsopkomst, Kwintelooijen.

Grebbeberg vanaf veer Opheusden (60 cent)

de gelagkamer van Cafe t Veerhuys, met rechts een stel lokale gitaarhelden.

Drie zetten is ‘slaap’ in een stripverhaal, vier zetten is dorpsbrede narcose. Mooi logo weer.


Molen de Vink, zwoegend, wringend, werkend als een zeilschip. Schitterend. In de dierenwinkel ernaast mijn flessen gevuld.

jahoor, ga jij maar lekker kamperen in de bongerd!

de bouwboys zijn lekker aan t hobbyen bij Nijmegen.

naar de kerk in de Stevenskerk

Leuke stad, Nijmegen!

Authentiek Holland

Een reis zo dicht bij huis kan alleen maar verrassen, want ik dacht dat ik het hier kende. Het geld van Amsterdam, van beurs, culturele sector of penose, lekt de stad uit, hiernaartoe. De kassen van Aalsmeer verhullen van alles, de jachthavens van Loosdrecht stallen van alles, de neo-gestijlde nieuwe buitens langs de Vecht brallen van alles. Maar meer zilverreigers zag ik nooit. Als ik kijk doen ze elegant met hun hagelwitte veren. Loop ik verder, dan halen ze hun eten uit de modder. Maar dan Belle van Zuylen, bij kasteel Oud Zuilen: “Het kan toch niet zo zijn dat God het wezen dat gelooft, liefheeft, en het wezen dat niet gelooft, niet?”. De projectontwikkelaars, onmisbaar als risiconemers, overspeelden hun hand met de wolkenkrabber Belle van Zuylen (180m). Die kwam er niet. Dat heb je ervan als je de naam van zo’n vrouw ijdel gebruikt. 

Nu in Utrecht. Voelt goed!

Fort Vijfhuizen, mijn voormalige werkplek

In het atelier van Marcel van Kerkvoorde. Hij tekent zijn fietsreizen achteraf, vanuit zijn geheugen, in tientallen kleine potloodschetsen



Waar de geniedijk de A4 kruist , kruist er van alles

dag2, Aalsmeer uit met slecht weer.

Amsterdam Arena door de brug over de Waver

Botshol, zonsopkomst nadert, klaar voor vertrek

Dijkverzwaring langs de Winkel



Van ons geld kochten we prullen, maar het zijn wel ónze prullen. Loosdrecht.



Kroeg Broeder Franciscus in Maarssen verkoopt lekkere uitsmijters. Franciscus daalt net als Boeddha af tot tuincentrumspiritualiteit.

in de regen is de nep-18e-eeuwse-buitenhuisstijl van de projectontwikkelaars nog banaler, lijkt het.

Franciscusdreef here we come

Weerzien! Adelaarsstraat, Bemuurde Weerd. Op welk nummer woonde ze nou, die leuke van toen? Met een glimlach zie ik mijn woonplaats van 20 jaar geleden opnieuw.



De dieptewandeling

Waarom ga je meer dan drie maanden op stap? Vooral mensen die niet op hun gemak zijn met mijn plan om naar Rome te lopen, stellen die vraag. Elke pelgrim geeft zijn of haar eigen antwoord. Wat is het mijne?

DVWwaarom2

De pelgrims die het hebben over ‘schoon schip maken’, of ‘mezelf tegenkomen’, verschillen niet van gewone reizigers of expeditiegangers. De pelgrims die zeggen ‘een geliefde is overleden’ of ‘ik heb een ziekte overwonnen’, klinken als pelgrims, maar ook een ander soort reis kan zo’n ritueel zijn. Solo-zeezeilers noemen zich geen pelgrim, maar hopen wel op een glimp van het hogere.

De enige reden die een pelgrimstocht een pelgrimstocht maakt is de bestemming: een pelgrimsoord. Dat betekent niet veel voor mij. Ik voel me dan ook geen pelgrim. Dat hebben er meer. Het lijkt alsof het de pelgrimage zelf is die van een wandelaar een pelgrim maakt. En daar ben ik wel weer benieuwd naar.

Hoe dan ook, wandelen, dat is geweldig. Je een route voorstellen, de juiste weg zien; het zijn menselijke ervaringen met een rituele component, waar ik van hou. Een meerdaagse wandeling voegt daar een mooie tegengestelde factor aan toe. Dat zoeken en verkennen moet namelijk eindigen. En wel met het vinden van een tijdelijk thuis. Een plaats waar je je een voorstelling van geborgenheid van hebt gemaakt. Zo’n plek, die vergeet je nooit meer. Als je dit ritueel vermenigvuldigt met 100, wat gebeurt er dan? Daar kom ik mijn bed wel voor uit!

Een veelvoorkomende motivatie bij reizigers is de kans op mooie ontmoetingen. Als je echt reist (dus niet georganiseerd, en liefst alleen) dan weet je dat er op de gekste momenten dingen gebeuren die een ander mens op je pad brengen. In een tijd dat iedereen in een treincoupe in zijn smartphone zit, is dat een benijdenswaardige eigenschap van het reizen te voet. Je bent afhankelijk, je kunt vaak niet even verderop proberen. Met name als het niet zo geweldig gaat, ontdek je: zonder hulp van anderen gaat het niet. Ik ben geen held in sociaal contact, dus dat wordt me wat.

Het laatste, fijnste antwoord op de waarom-vraag kan ik pas achteraf geven. Ik weet dat elke pelgrim angsten heeft over wat er niet zal lukken. Maar zo’n tocht is een mini-leven op zichzelf: voorziene moeilijkheden duiken niet op, of worden gemakkelijk overwonnen. En dan verschijnt er onderweg een nieuwe, onvoorziene factor die een levensles uitdeelt. Welke dat is, dat weet ik niet. En dat is spannend. Pogingen om de onvoorziene factor vooraf te voorspellen, zijn onsportief. De straf die er op staat is niet mis: een voorspelbare reis.

Ja, ik ga te voet naar Rome omdat ik de eenvoud, de onverwachte ontmoeting en het landschap wil ervaren. Maar ik ga vooral omdat dat mengsel, traag en langdurig opgediend, uiteindelijk iets zal onthullen dat ik niet heb kunnen bedenken.

De buitenwijkenboycot

Waarom pelgrims woonwijk en industriegebied overslaan
(Dit bericht is een herplaatsing van mijn stukje voor www.devrijewandelaar.nl)

Kromhoutstraat, IJmuiden

Kromhoutstraat, IJmuiden

Ik testte een paar wandelschoenen door er 25km op te lopen in de buurt. De tocht voerde me langs het Wilde Westen van IJmuiden. Op zoek naar een oude torpedobunker liep ik door het industriegebiedje aan de Kromhoutstraat. Ik heb er genoten. Ik wist niet wat ik ervan moest vinden, werd raar aangekeken vanuit auto’s en … kwam ogen tekort.

Elke pelgrim heeft zijn antwoord klaar op de vraag ‘bent u een toerist of een pelgrim?’. Het antwoord ’toerist’ komt niet voor. Hooguit ‘wel eens toerist, maar dan van spirituele plekken’. De gewone wandelaar vindt zichzelf evenmin toerist. Toch. In elk pelgrimsreisverslag kun je turven: ja, ze volgen het advies van een reisgids; ja, ze slaan vermeend saaie stukken over. En ja, ze doen daar netjes wat alle toeristen doen: het mooi vinden, er foto’s van maken, controleren of die kloppen met de verwachtingen en tot slot zeggen ‘nu ben ik echt lekker op reis’.

In geen enkel pelgrimsboekje ontbreekt de veroordeling van industriegebied en buitenwijk. Dat is niet vreemd. Kerken en forten werden altijd al mooi gevonden, ze zijn gecanoniseerd. Natuur werd vanaf eind 18e eeuw mooi gevonden, dat komt op het conto van de romantische dichters en schilders. Eind 19e eeuw schilderden de impressionisten voor het eerst dorpsgezichten, en stadsparken. Het stadspark is gecultiveerde natuur, en het dorp, wel, daar zijn de mensen goed. Die plekken mogen daarom ‘meedoen’.
Maar de stad, die verdorven plek vol hoeren, homo’s en sjacheraars? Die is vies en vuig en immoreel. Stalin en Hitler hielden van sterke, half ontblote boeren, gezonde blozende boerinnen, die ten tijde van oorlog eventueel tanks in elkaar sleutelen, maar de stád, dat nooit.

Een coalbreaker, gefotografeerd door het echtpaar Becher

Een coalbreaker, gefotografeerd door het echtpaar Becher

Na de Tweede Wereldoorlog gaat het snel: amerikaanse fotografen en schilders beelden auto’s af, cafe’s, suburbs, wolkenkrabbers. De kunstfotografie voltooit de acceptatie van stad en industrie als iets dat mooi kan zijn. Baanbrekend, en foei als u ze niet kent, zijn Bernd en Hilla Becher. Zij fotografeerden met machinale precisie duizenden mijnschachten, hoogovens en draglines. Zij zijn de leermeesters van een hele sleep fotografen zoals Thomas Struth of Andreas Gursky.

Heel vilein kan de conclusie zijn: wandelaars zijn conservatief. Cultureel van voor de twintigste eeuw, de dagen dat het wandelen, en hoe je het hoort te doen, zijn uitgevonden. Daarom is de industrie en de buitenwijk, het snelwegknooppunt en de haven, amper doorgedrongen tot ‘wat zij mooi kunnen vinden’. Dat zie je terug in de pelgrimsreizen: men waardeert het historische stadshart. Wat je ervan moet vinden is bekend. Men waardeert de natuur, waarover vele natuurmonumentenkalenders nimmer iets onzeglijks hebben vertoond of verteld. En het platteland, dat Boer zoekt Vrouw zo aantrekkelijk maakt.

Wee die lastige zone tussen autoluw stadshart en helende natuur. Met al zijn prikkels en ongewenste levensvormen. Er zijn daar veel mensen die bepaald niet tot dezelfde soort behoren als de vrij hoog opgeleide, blanke wandelaar. De bebouwing heeft vaak de verkeerde schaal en is niet ‘mooi’. En er is daar geen waardering voor ’te voet gaan’. Niet toevallig som ik hier precies de dingen op die de buitenwijk zo aantrekkelijk maken. Er is niets voorgekauwd. Je moet er zelf de weg vinden, voedsel zoeken (een bakker), een schuilplaats (B&B), en mensen uit jouw stam herkennen. Je moet ook de wilde dieren ontwijken (figuren in steegjes, hooligans). Kortom: je doet er van alles dat je in de oertijd in de natuur deed. Dat is intensief, maar leuk.

Die natuur is tegenwoordig prikkelarm en extreem veilig. Dat is zeker ergens goed voor, maar de pelgrim zou er goed aan doen om niet een bus, trein of metro te pakken, om de ondraaglijke tijd tussen de behapbare sights te verkorten. Het levert meer op om alles te lopen, zodat hij of zij kan oefenen met het esthetisch waarderen, voor zichzelf boeiend maken, van woonwijken en bedrijventerreinen. Zoals door bij een rijtjeshuis aan te bellen voor water, bij een autohandel te vragen of je er even naar de wc mag. Boodschappen doen in een schimmige avondwinkel, of eten in een truckerscafé. Het helpt, en is zeker avontuurlijk.

Zeche Zollverein, werelderfgoed. Foto: Abgeda, via Flickr

Zeche Zollverein, werelderfgoed. Foto: Abgeda, via Flickr

Ik verlang er al jaren naar om het Ruhrgebied te doorkruisen. Onderweg richting Rome zal ik de natuur van de Eiffel links laten liggen om tussen autobahnkreuze en bergen sintels op zoek te gaan naar die mijnschachtbokken van het echtpaar Becher. En de beste worstverkoper van Oberhausen staat daar ergens naast een rangeerterrein.

Verdikkeme. Heb ik tóch een toeristisch lijstje.
Maar het cordon sanitaire rond de buitenwijk heb ik in elk geval verbroken.