“Dyneema Hybrid Composite Fabric (Cuben Fiber) Fusion Bonded Tent Peg Bag”

TGO Challenge 2021, preparations part one

Madness. We are locked down and I got a place on the 2021 TGO Challenge, a walk across the Highlands of Scotland (Read more about it here). This is the first post, in English, about my TGO preparations and walk. The walk is in May, preparations are just what I do every winter, absorbing maps.

The good old romantic babble claims the Highlands separate the men from the boys (the women from the girls), build character, reveal the real you to you. Repeating this, supporting it with gear, building communities around it in a wave of instagram-posts and books … doesn’t make it true. 
One might as well claim that walking the Highlands is easy, easier than working life, easier than raising children, easier than the culturally complex task of visiting an art gallery on opening night (how to dress, what to say, who to avoid, how little to drink, how late to arrive? Whoa!).
‘By what route shall I descend Ben MacDui if the weather comes down?’ is dead easy by comparison. Still, the outdoors is made out to be difficult, and scares people into buying gear that has eleven word names, like said cuben fiber tent peg bag. I clicked on it, it was that close! Madness.

Seriously, did I think the crutch would aid hitchhiking?

This will be my 20th wander in the Highlands. My career started with hitchhiking in jeans, followed by a long period of semi-heroism, doing more or less dangerous/daft things, in recent years growing into the subtle art of mobile waiting, mixing roughing it and touristy stuff into a pleasant blend. I try to counter the nature-adoring pose of the romantics or the heavy handed gear talk of the control freak type of walker. For me, walking is doing nothing. Turning it into a sport, by pole-flaying along at great speed, or turning it into a religion, by striking a pose every turn, just shows how bad people are at doing nothing.  

Found a page three, early February 2003, between Geldie and Feshie (later I found out I crossed a popular west to east route here, hence the tabloid)
Sympathetic & Very Obscure Hill on South Uist

Yet, I might be counted as a member of the Church of Hillwalkers. I keep a log of classified hills and aim for them, I own a too expensive handmade tent, I sleep under a quilt with custom colours, I donated to Walkhighlands and won its prize for report of the month.

But I will go great lengths to deny my membership. Call me a snob or spineless, I like my identity to be layered. I’ll be my own subcategory of hillwalker-designer, neither mountaineer nor artist. I’m in-between but hey, I can handle a pub full of hillwalkers. And I might even dare going into an art gallery during opening night.

So what has all this to do with the TGO Challenge? For one, this challenge will be a nice and purposeless saunter, mixed with daft high stuff. That’s what I’m aiming for.

Soon: since it serves no purpose, my route had better be baroque.

Click here for TGO Challenge 2021 preparations part two

Creating my TGO21 route book. Baroque? It’s office work, really.

Zo vliegen voornemens de prullenbak in

“Kom, schrijf op. Hoeft niet goed, maar doe het toch”, zeg ik zo vlak voor Oud en Nieuw 2020, “want het gaat over voornemens”. Okee. Hak-op-de-tak en daar gaan we. Dat lijkt aardig op de tocht zelf.

Het begon simpel, op het stationnetje van Rannoch, met plannen om een diagonaal te lopen naar de Cluanie Inn, zo’n 170km verderop. Ik had zin om te lopen. Het voornemen om de rugzak rustig uit de vliegtuigstand te halen ging daarom de prullenbak in. Uren later, toen ik een laag sneeuw wegschepte om mijn tent op te zetten, brak dat me op. Ik kon werkelijk niets vinden, vooral de hoofdlamp niet. Die bleek nog thuis te liggen. Gelukkig had ik voor het eerst aan een reserve-hoofdlampje gedacht, een voornemen uit 2019.

20 februari. Tent in Coire allt Eigeach.

De volgende dag konden plannen om twee nabijgelegen heuvels te beklimmen de prullenbak in. Ik kan wel vertellen over het weer, maar de meeste wandelaars vervallen dan in overdrijvingen, of het leest in elk geval als een overdrijving. Ik kom er op terug.

Loch Ossian YH
Bijkomen in Loch Ossian Youth Hostel, en dan weer terug de gurigheid in

Van de Winter Warden van het Loch Ossian hostel kreeg ik vier blokken hout mee, die ik in plastic verpakt meedroeg naar Staoineag bothy. Het waaide hard genoeg om een duistere bothy te verkiezen boven slapen in de tent.

Een dag later, op 22 februari, oefende ik met het weer. Ik beklom Stob Ban, een handzame Munro. De video zegt meer dan duizend woorden.

Het Weer. Wat je ziet vliegen zijn stukjes ijs die zeer doen.
Op Stob Ban. Ik heb een snor, wat raar is als je de baard die erbij hoort niet ziet.

Ondanks dit voornemens-vernietigend geweld beklom ik die berg (op stijgijzers natuurlijk) en kwam weer terug in Meanach Bothy, waar ik een goed winters boek las, en in de ochtend mijn verjaardagskadootjes uitpakte.

Echt een heel goed boek!
Lichtgewicht verjaardag.

Op mijn verjaardag zag het er iets beter uit. Mijn route liep haaks over de bergkam van de Grey Corries naar het noorden. Je raad het al, ook dat ging niet door. De wind was de voorspelde 75-90 mijl per uur en ik besloot op de top om te keren (geen besluit, de wind legt zoiets op). Wat me bijblijft: terwijl ik op de grond zat duwde de wind mij voort. Niets hielp, zeg maar. Een erg duidelijke situatie.

Stormy weather, Grey Curries
Stormachtig weer ziet er goed uit.
Stob Coire an Laoigh summit
IJs in de wenkbrauwen op de top van Stob Coire an Laoigh

Toen ik, dooreengerammeld, weer in het dal stond was ik blij: mijn brein was blijven werken. Later, vanuit een warm hotel, belde ik Lein, die bezorgd was geweest. Terecht, voor deze ene keer. (Ik neem me nu voor haar bezorgdheid te voorkomen). De volgende dag liep ik naar Glen Mallie, gewoon langs een bewegwijzerd pad. Dat kan ook nog, natuurlijk.

Alles vredig in Glen Mallie
Coire Sgreamhach N of Gulvain
Coire Sgreamhach. Fraai en onbegaanbaar.
Loch Arkaig Southern shore
Loch Arkaig
Kinlocharkaig Barn Owl
Een kerkuil in de ruïne van Kinlocharkaig
Glen Kingie Bothy
Kinbreack bothy in Glen Kingie
De zesde dag, 25 februari. Glen Mallie naar Glen Kingie, 29km/10.5u

Loyaliteit
Kijk, ergens rond de kerst teken ik zo’n route, en die wekt een enorme loyaliteit in mij op. Komt bij dat Glen Kingie en Sgurr Mor al sinds 1994 op mijn verlanglijst staan. Hier hebben we voornemens waar geen sneeuw, hoge heide, modder en padloze stukken mij van af kunnen brengen. Op naar Glen Kingie dus, geen zin in iets anders.

Toen ik in de avondschemering kwam aanklossen brandde het vuur in de bothy al. Drie man en een enorme zak kolen, echt een traktatie. De bothymuis knaagde een gaatje in mijn rugzak op zoek naar een lege chocoladewikkel. Omdat mijn bibbers over harde wind en diepe kou nog niet waren weggetrokken, was ik blij toen Jack (the London Dentist) de volgende ochtend voorstelde om samen Sgurr Mor te beklimmen. Hij is ook nog zo’n type dat de leiding moet hebben, iets wat heel welkom is in diepe sneeuw, haha. Het rondje van 10km kostte ons zes uur.

Sgurr Mor from Sgurr nam Fhuaran
Sgurr Mor vanaf Sgurr an Fhuarain
On the way to Sgurr nam Fhuaran (photo courtesy Jack The London Dentist)
Een dun zonnetje, op weg naar Sgurr an Fhuarain (foto Jack the London Dentist)

De dagen erna zwikte het tussen betoverend winters en intimiderend winters. Op de berg Gairich nam ik me voor mijn navigatie minder van het zicht te laten afhangen. Op de één na laatste dag beklom ik Gleouraich. Ik voelde me belazerd, want hogerop verdween m’n spoor en waaide het even hard, en even snijdend als altijd. Daarna verdween het zicht en vond ik de top ‘plotseling’. Ik daalde zo snel mogelijk af naar de vloer van Glen Quoich. Zo’n typisch moment dat de spannende dingen achter je liggen, terwijl de kaart zegt dat er nog 13 kilometer te gaan zijn, met smurrie en sneeuw op de grond, natte sneeuw uit de lucht en erg veel ‘nu ben ik er bijna’ momenten.

Onderweg vanuit Glen Kingie naar Gairich
Gairich Summit
De top van Gairich
Zo wit. Precies in het midden van het beeld is een kleine stenen brug. Erg blij mee, want daar is een weggetje. Had ik al gezegd dat weggetjes niets betekenen als er zoveel sneeuw ligt? Je ziet ze namelijk niet.
Am Bhatach, Ciste Dubh and Sgurr nan Ceathramnean
Je ziet het niet, maar het weer was hier best goed. Voordat ik om 12 uur de bus naar Inverness zou halen, klom ik nog even op Am Bathach, vlak boven de Cluanie Inn waar ik de avond ervoor was aangespoeld.

Zo.

Voornemens? Ja, weer naar Schotland als Corona weg is. Wat ik ga doen vertel ik hier snel.

Een veel uitgebreider versie van deze tocht, compleet met routekaart en allerlei details, is te vinden op Walkhighlands.

Een pad is alles

Om er even uit te zijn liep ik van huis naar Den Helder. “Om er even uit te zijn”, misschien wel om er even in te zijn. In mijn favoriete modus. Lopen, kijken, lopen. Aan de leiband van de route die geen leiband is maar een soort vaag kader. Soms onzichtbaar, voor portiekflats langs, een plein over, soms als een geleiderails, een smal pad langs een afrastering of over een vlonder.

Het pad is de baas. Je wilt weten wat er net om de bocht ligt. Architecten en parkontwerpers proberen het te ontwerpen: enticement, aanlokkelijkheid. Zodat de wandelaar als het simpelste dier op het licht af loopt, zijn hartslag verhoogt voor een bocht. Hoe hij zich machtig voelt op een hoog punt, maar daarna vlug een valleitje inloopt om weer omhuld te zijn. Ik doe er lekker aan mee.

Waar dat pad dan loopt? Ik hou wel van woonwijkjes en industrie. Maar het Noord-Hollands Duin, dat spant de kroon. Het kleurenpalet! Het doet vaak aan Schotland denken. En wat een variatie: dennen, berkjes, heide, duindoorn, helmgras, lage wilg, grijze duinen met rendiermos, het kan gewoon niet op.

De rommelende mens was er ook. Ontroerende volkstuintjes in het duin boven Egmond, maar ook met trespa beplate troepwinkels in Callantsoog, nu nog wanhopiger dankzij Corona. Het dieptepunt is het bijna verlate recreatiehuisjeslandschap van Julianadorp. Rietgedekt, chaletstijl, mansion-stijl, allemaal dicht op elkaar en alleen op de rendering van de architect enigszins te pruimen.

En ik was op m’n onbenulligst, geen hellingen, sneeuw, watertekort, lastige navigatie of wat dan ook. Om het reizigers-schap te vieren wilde ik ergens zomaar naar de kapper. Bij drie adressen verbaasde ik de kappers met mijn binnenvallen, maar nergens kwam ik tussen de Covid-afspraken door. Lag ook aan mij: ik moest voor donker nog een stukje, of kon niet zomaar twee uur wachten.

En de vos? Die jatte mijn blauwe kaas en betoonde daarvan geen spijt toen ik hem bij het eerste daglicht tegenkwam.

Woensdagochtend 9 uur: bij vertrek klopt het weerbericht helemaal niet, gelukkig. Woensdagochtend 9 uur: bij vertrek klopt het weerbericht helemaal niet, gelukkig.

SdH - 2Duin en Kruidberg

SdH - 4

SdH - 5 Veerpont naar Velsen Noord
SdH - 6 Staalhaven met kardinaalsmuts
SdH - 7 Beverwijk doet z’n naam eer aan.
SdH - 8 Domweg tevree in Wijk aan Zee (lekkere broodjes bij de Spar). Regen begonnen.

SdH - 9Zie je dat schitterende knikje, waar het pad overgaat naar oude klinkertjes?

SdH - 10 Camping Bakkum, voor € 31!!!
SdH - 12Deze knakker heeft ‘s nacht mijn blauwe kaas uit de voortent gegapt

SdH - 14

SdH - 15 Rijk begroeid duin vlak voor Egmond

SdH - 16Egmond aan Zee, vuurtoren Van Speijk. Echt kustdorp.SdH - 17



Ten noorden van Egmond liggen tientallen ‘tuintjes’ uitgegraven in het duin. Ontroerend.

SdH - 18SdH - 20 SdH - 21


Richting Bergen aan Zee. Langs Russenduin, Thabor, Bijlenboom, de Linksche Kant en door het Russengat.

SdH - 22Lekker eten bij Echt, in Bergen. Take away vanwege Corona. Regen net zacht genoeg.

SdH - 23 Schitterend as-eiland onderin Museum Kranenburg

SdH - 24 Seikweer door lomp Staatsbosbeheer-bos op weg naar Groet

SdH - 25Camping Eldorado in Groet. Leuke lui, thuis-gevoel. En ze hadden drie plankjes met etenswaar, zodat ik mezelf kon trakteren op een pot Appelmoes en een flesje bokbier.

SdH - 26De Hondsbossche Slaperdijk. Die betonnen palen ken ik nog van de was op de boerderij van opa. Iedereen had ze, toen en daar. Harde wind in de rug.

SdH - 27De Hargermolen

SdH - 28 Wist je dat de Hondsbossche Zeewering uit een dijk EN een duin bestond. Ikke niet.

SdH - 29 Kernreactor in Petten.

SdH - 30 SdH - 31 Het Zwanenwater, van Natuurmonumenten, is echt een juweel. Eigenaardige combi van duin, dennen, veldjes, moeras en eikenstruweel. En berken. En orchideeënveldjes.SdH - 32 SdH - 33
Callantsoog leidt onder toerisme-ondernemers-wanhoop. Alles ad-hoc in elkaar getimmerd. Gelukkig zijn er kauwtjes. En (onder) aan de rand wonen leuke mensen in hun eigen nest.

SdH - 34 SdH - 35 Jee man. Horse Care BV of zoiets. In-treurige landjes met verweesde natte paarden.

SdH - 36Art Brut langs de Noordduinen. Hoera.

SdH - 37De Hel. Net niet economisch haalbaar recreatielandschap bij Julianadorp. Verlaten, winderig.SdH - 41 SdH - 42

De middenvliet in Polder Het Koegras. En dan Den Helder in langs de donkere duinen.

SdH - 44

Islay & Jura

Ook dit jaar was ik weer in Schotland. Tussen 28 maart en 6 april liep ik een paar dagen in het zuidwesten van de Highlands, stak over voor Islay en de hoofdprijs, de noordkant van het eiland Jura.

Voor een verslag moet ik helaas weer verwijzen naar Walkhighlands.

Op Dubh Bheinn, Jura

Op Dubh Bheinn, Jura

De klei zo vrij

‘Mijn foto’s zijn vastgelegde
werkelijkheid’, zei een natuurliefhebber tegen mij. De foto’s die hij online postte lieten zonsondergangen, zonsopgangen en vogels zien. Ze vormden voor mij het bewijs dat de beeldtaal van de romantiek de maatstaf is, en dat mensen niet zien dat ze die hanteren. 
Noordoost-Groningen is een plek waar je om je eigen esthetische verwachtingen heen kunt kijken. Zelden is er gelegenheid voor een lekkere knusse gewone geruststellende zonsopkomst met mistflarden. Zoals op mijn eerste wandeldag, als ik om 7:15 de sportvelden verlaat. Zon, ja; mistflarden, ja; maar een kanaal, een windmolen, en de rand van het tamelijk schamele Nieuweschans werken niet mee. Later die ochtend loop ik door ruilverkaveld turbo-akkerland. Kwaliteiten als openheid, veel lucht, niet rommelig; maar ook heel steriel, weinig ‘mens’. De natuur is er fragmentarisch: reeën, gele kwikstaartjes, hazen. Losse beestjes, verdwaald. De historische component idem. Een gevel, een kerkje, verloren tussen onaandachtige nieuwigheid. Wil je hier idyllisch boerenland in zien, dan moet je meestentijds wegkijken. 

Je snapt, geheel in lijn met wat ik anderen voorhoud ga ik niet wegkijken maar juist toekijken. Heel plezierig, wanneer het lukt. De nachtclub in de nieuwbouwboerderij, de junkyard aan de dorpsrand. Geleid door mijn eigen type romantiek liep ik om naar het gehucht Hongerige Wolf. Ook dat gaf niets om mijn verwachtingen die me een 18e-eeuwse herberg voorspiegelden. Nee, het waterschap was er aan t graven, vissers parkeerden hun Kia’s, de schattige cottages bleken verkrotte bejaardenwoningen. Iets verderop viel een perfect in de lak staande 19e eeuwse sluis uit de toon, te mooi, te VVV. En bij een boerenvilla zag ik een blauwborst. Was die ook uitgekeken op z’n gebruikelijke riethalm?

Zo werden de gedachte attracties naar de tweede rang gedrongen door objecten en plekken zoals de zeedijk, het gemaal, de aluminiumfabriek en kegelhuis De Zeearend. Die hoeven niet in een wandelboekje of erfgoedlijst, want ze hebben hun eigen, hedendaagse noodzakelijkheid. Zowel functie als vorm kan zonder steun van architectuurhistorici of ecologen. 

Daar voelt de wandelaar zich vrij. Nergens een bordje dat zegt ‘hier is uw gewenste helende natuur’ of ‘hier voelt u zich verbonden met de geschiedenis’. Gewone, onbeladen, vrij in te vullen wandelspace. Groot, plat en gevuld met klei en boerderij. En ik maar lopen. 

Ik wil nog wel even gezegd hebben: de klassieke toerist in mij kwam ook aan zijn trekken. Herenboerderijen, prachtige wierden, het lege buitendijkse kwelderlandschap. Schitterend. 

Bij de sportvelden in Nieuweschans was het koud. Ik jatte een vuilniszak als grondzeil.

Koning stro heeft schijt aan de wet: protest tegen stro-trucks die door het gehucht Hongerige Wolf scheuren.

De vrijheid van het buitendijks wandelen

Termunterzijl, oude sluis

verlaat het gebouw alleen als u schoon bent!

Door industrie opgeslokte dorpen Heveskes, Oterdum en Weiwerd. Hier het kerkje van Heveskes, met teruggeplaatst gietijzeren hek en weëe geur van amandel, merkstift en popcorn van nabijgelegen Dow Chemical.

Op elke 18-19e eeuwse begraafplaats zie ik zerken met de naam Smith.

Het verdwenen dorp Weiwerd.

Loop door deze keerdeur en je vindt een worstelend stadje, Delfzijl. Lelijk, je zou haast langer blijven om te ontdekken wat er wél gelukt is hier.

Wilde een houtzager nog €20 zien voor mijn tentje, de broers van Alberdaheerd wezen mij hun theekoepeltje uit 1870 als slaapplaats. Aan drie kanten landschap.

Glanzende klei om 7.15 langs het Lissebonse pad buiten ’t Zandt (zand??)

De Menkemaborg. Top-erfgoed van Natuurmonumenten.

Op weg naar zee vanuit Uithuizen kruis je drie dijken. Voor je de zeedijk bereikt is het land superplat, met peen, bollen, uien en pootaardappelen.

Buitendijks: duizenden brantganzen, tientallen lepelaars.

Het Zielhoes. Hoogpolig tapijt is hier een stylingkeuze. Leuke lui.

Veldje in Noordpolderzijl, waar de gemeente een camping wil die er niet wil komen.

Dit is de grootste spitsmuis van Europa, de waterspitsmuis. Maarhuizen.

Pootaardappels in kuubkisten vijf hoog.

Verlaten camping t Woltkampke, Niekerk. ik luister de bekerfinale op langs de lijn. Mooi weer, nog wel.

Maandag 25 april is het honds koud, met harde hagelbuien zonder veel onderbreking. Nat tot op mn ondergoed.

Lauwersoog, een echte haven met vrije jongens. Fijn. (dit is lang niet de obsceenste mercedes)

Open, open, open

31 mei. Ik ben weer thuis. Meteen drop gekocht en aardappeltjes gebakken voor de kinderen. Wat een fijn warm nest is dit toch.

Mijn reis, ik vond ‘m heerlijk. Zoveel schitterende koude ochtenden, zo vaak geraakt door kunst en ondergedompeld in het weelderigste groen. Mijn weg vinden door het landschap, dat is mijn tweede natuur. Ik vind het een genot, ik blijf maar kijken hoe het zo fijn langzaam verschuift als ik loop. Een lange-afstandswandeling krijgt met de juiste ingrediënten diepgang, en de wandelaar vangt dan meer dan een glimp op van het ‘boven-materiële’. Een voorrecht, zeker als het hogere wordt uitgebeeld door getalenteerde kunstenaars als Grünewald, Holbein of Giotto.

‘Wat waren de dieptepunten?’, vraag je. Ik kan ze niet aanwijzen. Er was hooguit wat ongemak, verholpen met een goede maaltijd en rust. De pelgrimage als sjouwpartij in de hitte, ik wist dat dat niet hoefde. Ik wist dat een route, aaneengebreid uit allerlei paden, me zou brengen wat ik zocht. Die vermoedens zijn bevestigd. Maar ik ben ook verrast. Dankzij de afstand, het alleen-zijn, het wakker worden op een berg, de vogels, de mensen onderweg, en de absurde herhaling, ging ik open, open, open. Ik was al dol op de mens als rommelaar, met z’n landjes, z’n spullen en z’n praatjes. Nu voelde ik meermaals een begrip, een liefde tot de persoon tegenover me. (Mijn verdraagzaamheid ten opzichte van de dagelijks-leven-chaos is helaas niet toegenomen, vooralsnog)

 De steden, gebouwen en kunstwerken lieten me zien dat het onvolmaakte meer kans op de eeuwigheid heeft dan het perfecte. Bologna, wat een ruwe, door de eeuwen heen bij elkaar geplakte minkukel. In elk tijdperk, onder elke heerser, blijft het staan en groeit het aan. Geen vantevoren bedacht plan kan zoiets moois opleveren.

De slimste eigenschap van zo’n lange tocht is dat hij niet te plannen is. Je kunt 100 dagen nooit van tevoren invullen. Er zijn onderweg zoveel opties die zich aandienen, de keuze ertussen moet wel op het moment genomen worden. Door mij, maar beïnvloed door weer, tijd, humeur of vermoeidheid. Keuzes die achteraf geweldig of halfslachtig blijken te zijn, maar in elk geval oncorrigeerbaar en onherhaalbaar. Zo krijg je een unieke tocht.

Twee vragen die mij steeds werden gesteld, zijn bedrieglijk simpel, maar misschien wel onbeantwoordbaar.

Per che, sei qui? / Wat brengt je hier?

Dove vai, tu? / Waarheen ga je?

De eerste vraagt een reconstructie van alle gebeurtenissen. Je ziet dan hoe ongericht de tocht (je leven) verloopt. Een helder antwoord op de tweede vraag wordt daardoor hachelijk. Als je weet welke willekeur je hier bracht, hoe kun je dan weten waar je heen gaat? Wat je wel kunt, is iets wíllen, hopen. En dat is precies voldoende om zowel te kunnen kiezen, als ook vrede te hebben met de uiteindelijke loop. Natuurlijk hebben beide vragen een onderliggend ‘waarom?’. Waarom ben je van huis gegaan, waarom heb je die-en-die keuze gemaakt, en waarom wil je gaan waar je heen wilt? De kinderen uit groep drie van de school van mijn kinderen komen al met die vraag.

Ik ga geen boek schrijven. Teveel pelgrims gingen me voor, de berg schrijfsels is te hoog. In die boekjes staan vaak precies de dingen waar het niet om gaat. Hoe ver, wanneer, met wie, in vaak kleffe anekdotes. Van mij dan een greep uit de huishoudelijke trivialiteiten:

  • Ik zeg altijd ‘wandelen is geen sport’, en ik heb geteut dat het een lust is en de route na Assisi met twee dagen uitgebreid. Maar met zoveel tijd beschikbaar per dag schoot het flink op. Mijn route meet 2.677 km, ik heb er 94 dagen over gedaan, waarvan 4 rustdagen, 10 halve dagen (‘museumdagen’) en 80 hele dagen (gemiddeld 31,4km); 18 dagen boven de 35km, de langste ruim 45km (op de Po-vlakte); de zwaarste dag was 6 maart, Keulen in. Ik wilde geen meter meer verder, had teveel op mijn bord geschept, en kon me nog net van het hotel naar het restaurant slepen. Het ergste was dat ik steeds voorzichtig dacht ‘je moet niet denken dat je er al bent’, en me toch steeds vergiste in hoe ver het vérder was dan ik hoopte.
  • Vroeg opstaan. In Duitsland was ik altijd rond 7 uur aan de wandel, en dat werd in Italië steeds vroeger tot 05:50 aantoe. Ik hou enorm van de ochtend, de belofte ervan. Soms sliep ik al voor zonsondergang.
  • Veel eten. De max: bijna een liter havermoutpap met rozijnen als ontbijt, dan dubbele koffie met ook twee keer iets erbij, warm eten tussen de middag (primo, secundo, dolce, wijn, koffie), fruit tussendoor, een aperitivo met hapjes en ’s avonds in de tent nog eens gevulde pasta met worst en kaas of vis erbij gevolgd door chocolade. Oeioei. Lekker!
  • Koken: om zuinig te zijn met water en brandstof doe je leuke uitvindingen: pasta koken in bouillon en die afgieten en opdrinken, of pap maken met gecondenseerde melk.
  • Het weer. Kou: 6 weken iets van nachtvorst, met een paar nachten rond -5. Koudste dag: naar Nördlingen, de hele dag de bodywarmer aangehouden, handschoenen, muts en kapuchon op. Regen: mag geen naam hebben, iets van 7 echte regendagen. Warmte: in Italië een dag of 15 met middagtemperaturen (in de schaduw) van 23-28 graden, meer dan ik fijn vind, maar niets vergeleken bij wat zomerpelgrims over zich afroepen.
  • Klimmen: liep in Italië best uit de hand, veel dagen meer dan 1000 meter, tot meer dan 2.100 meter op 9 mei in de Appennijnen, dankzij lange pauzes met goed gezelschap.
  • Overnachten. 64 nachten kamperen, waarvan 6 op een camping (ja, als je eenmaal wildkampeert heb je geen zin meer in een toiletgebouw en betalen); 24 nachten in hotel, pension of B&B, 2 bij kennissen en 3 bij vrouw en kinderen in een vakantiehuisje. De hotels boekte ik alleen in grote steden vantevoren, er is plek zat in het voorjaar. Kerkelijk onderdak heb ik niet gezocht, ik kon mezelf niet als pelgrim presenteren.
  • Kosten: ongeveer €55 per dag. Heb vaak €30-40 per dag uitgegeven aan eten, niet op beknibbeld, maar ook 63 nachten gratis overnacht. De aangeschafte uitrusting en kleding, schoenen (vantevoren en onderweg) kostte ongeveer € 1.200. 
  • Materiaal: geen pech gehad, tevreden over de uitrusting. De verrassing: de stretch lakenzak van Sea to Summit. Veel makkelijker dan zijde of katoen. Wat een goed ding is dat!
  • Navigatie: zoals verwacht was de combi iPhone-Viewranger onverslaanbaar. Pas in Umbrië lieten de OpenCycleMaps kaarten gaten vallen, maar de kaarten van Kees Roodenburg had ik ook mee als PDF. Moest er veel genavigeerd worden, dan haalde ik met de batterij plus de extra accu de 4 dagen niet.
  • Heimwee heb ik niet gekend. Op 8 mei werden de teken en de stekels en de helling en de hitte mij te machtig en miste ik iedereen, maar toen ik dat uitsprak was ik getroost.
  • De bus: je kunt de hele route via de Reschenpas lopen, en dat deed ik. In Utrecht nam ik de bus op en neer naar m’n slaapadres, in Lana de trein op en neer naar Bolzano en dat was het.
  • Taal: ik spreek volgens veel Duitsers aardig Duits en zing het ook. Mijn Italiaans, hoe mager ook, maakte een groot verschil, dat was wel een openbaring.
  • Compostela. Ik zeg nooit nooit, maar lopen op een vaste route met z’n allen ligt me niet. Ik zou eerder het Verenigd Koninkrijk diagonaal doorkruisen of nog eens een flink stuk Italië doen.
  • Marjolein. Jij maakte dit mogelijk. Ik vertelde het iedereen en men prijst je erom. Ik ook, het is zo bijzonder dat je het deed.

  

De laatste cocktail in Rome

  

3 juni beloofde ik thuis te zijn voor Fré’s verjaardag. Gelukt!

  

Aftrainen en inburgeren tijdens de avondvierdaagse van de basisschool.

 

In de stad opgaan

Het einde van deze gelukzalige reis. Een reus van een tocht, dag voor dag tot mij gekomen. Ik las terug in mijn schrijfboekje. Over 9 april, nabij Augsburg met een bevroren buitentent. Mijn geheugen is zo vol dat die dag er gerubriceerd is als een wandelvakantie van een jaar of zes geleden. 
De pelgrim lost ogenblikkelijk op hier in de Eeuwige Stad. Tussen de andere toeristen, tussen de vele reli-bezoekers. Niemand kun je vertellen dat je bent komen lopen want dat valt volstrekt buiten de kaders. Het klinkt elke dag gekker, tot ik mezelf er aan moet herinneren. 
Donderdag 28 mei de eerste dag zonder route of rugzak, maar de aanpak ijlt na, was er al, en gaat nooit meer weg. Ik loop m’n neus achterna zuidwaarts. De stadswijk zonder bijzonderheden boeit me, ik draai wat bochtjes, vergeet Tripadvisor en eet waar iedereen eet. Ik bezoek de St Paulus-buiten-de-muren en slaap op het gras. Terug naar de stad stop ik bij gevelkunst, de hells angels, een faculteit en een oude rode draad: industrieel erfgoed. De laatste zwaai door de wijken Regola en Ghetto gaat langs een overhemdenzaakje, waar een oma en een moeder mijn maten nemen, en het kleinkind vraagt of ik ook een stropdas nodig heb. De enige glimp die ze opvangen van mijn reis is mijn opmerking ‘niet te krap, normaliter ben ik iets dikker’. 

“Een plattegrond bestaat allemaal uit strepen, maar die strepen, dat zijn wegen”. Mensen ik moet dringend naar huis, mijn nageslacht heeft trekjes van mij en dat wil ik van dichtbij beleven.

  

De laatste stop in de buitenwijk. Las Vegas, met grote parkeerterreinen, hypermarkt en ommuurd wijkje.

  

Met de spits de stad in. Geweldig.

  

Franciscus voor de S Giovanni in Laterano. De belangrijkste kerk ter wereld en technisch eindpunt van de wandelroute.

  

Maar de kerk is wel het eerste echte Rome en dus grijpt het me wel aan. Behoorlijk. (Sint Andreas. Geweldige sculptuur. Dat het onwaarschijnlijk is dat heiligen zo gespierd en woest waren neem ik voor lief.

  

De keizer en de wegwerkers

  

Voldane blik! Foto door fietser Hans, die ook net aankomt. De enige persoon die kan snappen wat zo’n tocht is en doet. Fijn.

  

Door een darm vol toeristen naar de Sixtijnse kapel, als toetje. De kleuren en poses mooi als altijd.

  

De kamers van Rafaël.

  

In de Sixtijnse kapel vliegen twee bijeneters, en in de pauselijke collectie vind ik deze. De vogel als godsbewijs.

  

Op weg naar mijn kamer regent het Schots. Nog 1 keer in de ‘terreinwagen-modus’ door een heel groot verlaten park

  

De laatste keer sokken wassen (al met machine) en de laatste keer tent drogen.

  

Sint Paulus buiten de muren, gebouwd op zijn graf, dat aan een Romeinse grafweg lag. Het waren ooit echte mensen, die heiligen.

  

Letterenfaculteit. Italianen hebben een cultuur van op de muren geschreven protest.

  

Geen toeval dat ik langs industrie loop. Wandelen door industrie voelt onaangepast, stiekem.

  

De rode man maakt een foto van mij.

      

Wie binnen gaat om God lief te hebben, komt naar buiten om zijn naaste lief te hebben. Ik denk dat we dat laatste meteen wel kunnen doen.

  

Marjolein komt me halen! Wat een fijne afsluiting, samen door de stad struinen.

  

Het Pantheon. Zo sober als ongewapend beton kan zijn. Maar een geschikt eindpunt voor een Rome-tocht is het niet.

  

Sint Ignatius van Loyola. Ruig 3D-werk, en lichtvoetig, vrolijk. Hier geen straf of schuld te vinden.

  

De Trevi fontein, met loopplank voor de Japanners die echt moeten.

  

Trevi fontein, 28 jaar geleden. Veel gebeurtenissen uit die reis staan me nog helder voor de geest. Wat maakte Italië toen een indruk. Leendert, links, plaatste de foto op Facebook, nadat Rolf (midden) door mijn aankomst even terugdacht en dat meldde.

 

Francesco is beroemd

Italianen, ik kan er wel wat mee. Goedlachs, mijn grijns steekt ze makkelijk aan. In Calvi dell’Umbria had ik een klik met de plaatselijke wandelclub-hoofdman, een gesprek met pen en papier erbij. Over het plaatsen van je tent als ‘het maken van een (heilige) plaats’ in micro-formaat. Als je een plekje kiest, wat geeft de doorslag? Knusheid, een veilig gevoel? Uitzicht, overzicht? Een boom, een bloem? Dat is voor iedereen anders. Maar de plek krijgt voor mij betekenis. Ik raak er op gesteld. De echte heilige plaatsen worden door heel veel mensen herkend. Ze voelen goed.

De laatste dagen liep ik langs kleine heiligdommen op plekken waar Franciscus is geweest. Maar het ging soms zoals veel plaatsen waar een beroemdheid langskwam. Het worden wél bedevaartsoorden, maar van het aankruis-type. Ze vallen samen met die ene passage van de beroemdheid. Waarom niet de eigen kracht van de plek vertaald voor het publiek? In plaats daarvan maakte men het nog erger door te zeggen ‘de paus is hier ook geweest’. Ja, omdat Franciscus hier ooit was. Of is dat voldoende? Ik vind van niet.

dit is zoals ik me Kees Roodenburg voorstel, de maker van de route die ik de laatste 18 dagen volg. Hij heeft een Ennio Morricone-ringtone en houdt van eenzame weggetjesmet trillende lucht erboven. Drinkt Jose Cuervo Gold, als er weer een etappe nagelopen is. Deze argwanende blik bewaart-ie voor Duitse concurrenten.

 

Vogel van de week: de bijeneter. Exotisch gekleurd, maar ook met een heel speciale zeilende vlucht, als een heel grote vlinder.

 

In de supercompacte dorpjes is geen plek voor een plein, een piazza. Maar toch wel voor een piazetta? Prachtig, die kleine uitgespaarde ruimtes.

 

Consumenten-religie: laat uw BMW met wijwater besprenkelen, dan rijdt u geen pelgrim aan. Prima idee.

 

Echte regen! Dertig dagen droog gehad.

 

Zaterdag 23 mei regende het nogal. Hier langs bar Pergola om te drogen. Lelijke plek, ook wel eens goed.

 

Bij de groentetuin van Mirella en Piero. Ze hadden het niet breed, dus waren ze heel gastvrij en gul met eten.

 

Partnergemeente Bethlehem (in Palestina!)? O ja, op het volgende bord staat waarom: Greccio heeft de eerste kerststal ter wereld.

 

Stroncone. De dorpen hier zijn vaak Borgo’s, ommuurd, waarbij de muur ook bewoond is en alles verbonden is met steegjes en trappetjes.

 

Goede info. Heiligdommen professionaliseren.

 

Plek op de laatste berg. De everzwijnen knorden er weer lustig op los.

 

Wandelclub in Calvi krijgt mijn verhaal doorgebriefd van de chef.

 

De Paus was hier ook! Ja, en?

 

Maandag 25 mei: wolken vullen het Tiberdal zoals ze oo 18 maart het Rijndal vulden. Let op de zwarte hond. Begon tegen mij, maar blaft nu tegen alle andere honden. Geen slimme dieren.

 

Vanaf Fara in Sabina kun je de koepel van de Sint Pieter makkelijk zien. Fara ligt op een mooie heuvel, prachtig gesitueerd.

 

Montelibretti, maandag 25 mei. Na de eerste helft van Roma-Lazio vertrek ik. Donker weer, spetters, en afgeladen bars.

 

Maandag kwam de andere religie van de Italianen even boven: voetbal. Sint Franciscus, dat is natuurlijk de nummer 10 van AS Roma, ‘San’ Francesco Totti. Hier nota bene met mijn filmtip voor Rome op de borst ‘La Grande Belezza’. Dat is Rome en het leven hier. Foto: FILIPPO MONTEFORTE

 

Laatste kampeerplek, met toetje.

 

Journalistieke foto: waterbak zoals je die overal ziet. Boertjes vullen hier ook hun giftanks, je ziet de verpakkingen van de fungiciden liggen, zo gaat dat.

 

De laatste keer koken. Waarom staat de brander zo raar op de weg? Nou, ik zat er eerst naast natuurlijk, maar toen de zon weer achter de wolk vsndaan kwam bleek dat die plek helemaal niet in de schaduw was. Verhuisd en de brander blijft dan staan.

 

De vrije vogels

Ik liep door Bevagna, een kleine plaats, gezellig, maar waarom liep mijn route hierlangs? Na even zoeken vond ik het: Franciscus preekte tot de vogels hier. Ik wist al: elk bijzonder persoon wordt door de RK kerk ingelijfd via een heiligverklaring. Een wat parasitair trekje met het positieve effect dat we ons die persoon en zijn/haar invloed blijven herinneren. Via Franciscus overschrijdt de kerk de grens tussen de soorten. De vogels, zo wil het verhaal, luisterden ademloos naar de preek en zongen Gods lof. Ik vind het brutaal, een andere diersoort inzetten ter meerdere eer en glorie van jouw God. Franciscus wordt er een aaibare heilige van, waar veel Duitse pelgrims mee komen dwepen. De natuur als het enige Goede, met viespeuk Mens daar tegenover. Brrr. En wat een serieusheid walmt er van die pelgrims af! Neem een aperitief en ga billen kijken männer, dat zal opluchten. Lach eens! De vrouwelijke pelgrims zijn zoals ik al eerder schreef, een stuk ontspannener en beter gehumeurd.
De afgelopen dagen ging het over Monte Subasio, in de hitte door de vlakte naar Spoleto, over Monte Fionchi naar Ferentillo en vanaf daar weer over een berg naar Poggio Bustone. Ik schrijf dit in Rieti. De route is lekker pittig, soms puzzelen en vaak erg mooi en slim gekozen. Als altijd word ik blij van vogels, hieronder een paar te zien. Vogel-van-de-week is de roodpootvalk, met een groot verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. In Nederland zie je veel meer, vooral roofvogels. De reden is heel simpel: er zijn hier 800.000 jagers die volgens de laagste schatting 100.000.000 vogels schieten. Erg onfranciscaans.

De hop. Daar word ik vrolijk van, het lijkt een schelm, laat zich graag zien, met zn uitbundige veren.

 

De wielewaal. Je hoort hem doorlopend, een welluidende riedel, maar je ziet hem zelden, ook niet als je lang blijft speuren. Knalgeel, maar dat schuilhouden en dat zwarte masker maken hem streng.

 

Op Monte Subasio wemelde het ervan. Ik wist niet dat dat kon, valken in groepen. En ook nog verschillende kleuren! Dank aan Ed van Zoonen, de fotograaf.

 

Het vrouwtje is licht van onder, en bruin, het mannetje donker en mooi leigrijs van boven. ik was in de war! Op 21 mei zag ik ze weer.

 

De top van Monte Subasio. Vrije Paarden! 

 

Monte Subiaso: raadselachtige kuil. Bij navraag: een kalkdoline, een gat veroorzaakt door het oplossen van kalk.

 

Spello, 18 mei. Super gegeten met super wijn.

 

Spello en Monte Subasio.

 

Bij Bevagna. Men bouwt graag losstaande ‘daken’, waar dan van alles onder staat.

 

Bevagna, 18 mei

 

Lollig. Twee mannen lachten me een beetje uit toen ik een kampeerplek vroeg. ‘Je kunt hier overal wel staan, maakt niet uit, het is van niemand en niemand zegt er wat van’

 

Montefalco is een merk. Wijn en olie.

 

Soms wil het in beeld brengen van het contact tussen mens en goddelijkheid ontaarden in bizarre special effects. Kitsch ook.

 

Santa Maria Delle Stelle

 

Broodje in hete vlakte, tomaten zelf toevoegen. De lolligste gebeurtenis: ik lig dwars over een karrenspoor te slapen, en word wakker van een jonge man op een brommertje die er langs wil. We praten. Het is een Albanese metselaar, pas getrouwd, onderweg naar een klus. Fijne ontmoeting, die je niet zou verzinnen.

 

Spoleto, werelderfgoed. Ik at mn broodje in een vies parkje tussen flats. De natuur van Franciscus is namelijk niet voor iedereen toegankelijk.

 

Boog van Drusus, Spoleto. Verderop Bar dei Artisti, waar de barman lekkere drankjes maakt en de bediening doet denken aan het meisje waar Bertus Aafjes zijn hart aan verloor onderweg.

 

20 mei, de ochtendklim boven Spoleto

 

De engste, maar bemoedigende, gebeurtenis: ik kies een route over Monte Fionchi, om weer eens een top mee te pikken. Ik zie een pittoreske schaapskudde. Helaas ligt er zo’n grote vuilwitte hond naast. Erger: als ik naderbij kom, komen er op de eerste blaf nog twee grote witte en een kleinere zwarte de hoek om sjezen. Geen herder. De grootste hond komt heel dichtbij, met angstwekkende grom en opgetrokken lip. Ik blijf staan en zeg ‘kom maar even snuffelen’. Daarna vertel ik waar ik heen wil. Uiteindelijk zeg ik ‘ga terug naar je kudde’, iemand imiterend die niet bang is voor honden. Het werkt, vooral het bezwerende ‘goedzo’ als de hond aanstalten maakt. Dat de hond dit pikt kan maar een ding betekenen: ik ben m’n angst voor honden kwijt. Als ze opgevoed zijn tenminste.

 

De top van Monte Fionchi, leuk extraatje, koud genoeg voor muts en jas.

 

Eveneens buiten de route: het eremo Giovanni Battista.

 

Ferentillo, 20 mei. Soms kom je helemaal in de verkeerde tent terecht. Niet voor de eerste keer wordt de rekening voor primi, secundo, dolce, vino, acqua en caffè naar beneden afgerond. Dat lijkt gul maar is zwart.

 

18 mei, Eremo dei Carceri. Bidbankje, met het gezicht naar de muur bidden.

 

20 mei. Soms is water een probleem en moet ik doorlopen tot ik het vind. Nu was een bron al gevonden, maar duurde het een uur te lang voor ik een vlakke plek vond.

 

Leuk stel Nederlandse wandelaars ontmoet bij Don Bosco. Vooral de vrouw is vrolijk. Wel sjouwen ze vele liters water terwijl er echt wel water is onderweg. Voor de zekerheid, zegt ze. Zekerheid weegt.

 

Krijt.

 

Waterbak gevonden langs het pad, maar als ik de vlotter naar beneden druk komt er niks. Aha, onder het luik zit de hoofdkraan, die moet eerst open. (en later weer dicht natuurlijk)

 

Hotel Villa Tizzi in Poggio Bustone. Familiebedrijf, alles zo hartelijk en gul. Maar de dochter wil er volgens mij niet mee door: de google marker staat verkeerd, niet op booming.com, niet op tripadvisor. En ik ben de enige gast. De vader bedient en is lollig: hij vraagt hoe ik de spaghetti bij het ontbijt wil hebben, carbonara of alla matriciana, ook om mijn italiaans te testen.