Open, open, open

31 mei. Ik ben weer thuis. Meteen drop gekocht en aardappeltjes gebakken voor de kinderen. Wat een fijn warm nest is dit toch.

Mijn reis, ik vond ‘m heerlijk. Zoveel schitterende koude ochtenden, zo vaak geraakt door kunst en ondergedompeld in het weelderigste groen. Mijn weg vinden door het landschap, dat is mijn tweede natuur. Ik vind het een genot, ik blijf maar kijken hoe het zo fijn langzaam verschuift als ik loop. Een lange-afstandswandeling krijgt met de juiste ingrediënten diepgang, en de wandelaar vangt dan meer dan een glimp op van het ‘boven-materiële’. Een voorrecht, zeker als het hogere wordt uitgebeeld door getalenteerde kunstenaars als Grünewald, Holbein of Giotto.

‘Wat waren de dieptepunten?’, vraag je. Ik kan ze niet aanwijzen. Er was hooguit wat ongemak, verholpen met een goede maaltijd en rust. De pelgrimage als sjouwpartij in de hitte, ik wist dat dat niet hoefde. Ik wist dat een route, aaneengebreid uit allerlei paden, me zou brengen wat ik zocht. Die vermoedens zijn bevestigd. Maar ik ben ook verrast. Dankzij de afstand, het alleen-zijn, het wakker worden op een berg, de vogels, de mensen onderweg, en de absurde herhaling, ging ik open, open, open. Ik was al dol op de mens als rommelaar, met z’n landjes, z’n spullen en z’n praatjes. Nu voelde ik meermaals een begrip, een liefde tot de persoon tegenover me. (Mijn verdraagzaamheid ten opzichte van de dagelijks-leven-chaos is helaas niet toegenomen, vooralsnog)

 De steden, gebouwen en kunstwerken lieten me zien dat het onvolmaakte meer kans op de eeuwigheid heeft dan het perfecte. Bologna, wat een ruwe, door de eeuwen heen bij elkaar geplakte minkukel. In elk tijdperk, onder elke heerser, blijft het staan en groeit het aan. Geen vantevoren bedacht plan kan zoiets moois opleveren.

De slimste eigenschap van zo’n lange tocht is dat hij niet te plannen is. Je kunt 100 dagen nooit van tevoren invullen. Er zijn onderweg zoveel opties die zich aandienen, de keuze ertussen moet wel op het moment genomen worden. Door mij, maar beïnvloed door weer, tijd, humeur of vermoeidheid. Keuzes die achteraf geweldig of halfslachtig blijken te zijn, maar in elk geval oncorrigeerbaar en onherhaalbaar. Zo krijg je een unieke tocht.

Twee vragen die mij steeds werden gesteld, zijn bedrieglijk simpel, maar misschien wel onbeantwoordbaar.

Per che, sei qui? / Wat brengt je hier?

Dove vai, tu? / Waarheen ga je?

De eerste vraagt een reconstructie van alle gebeurtenissen. Je ziet dan hoe ongericht de tocht (je leven) verloopt. Een helder antwoord op de tweede vraag wordt daardoor hachelijk. Als je weet welke willekeur je hier bracht, hoe kun je dan weten waar je heen gaat? Wat je wel kunt, is iets wíllen, hopen. En dat is precies voldoende om zowel te kunnen kiezen, als ook vrede te hebben met de uiteindelijke loop. Natuurlijk hebben beide vragen een onderliggend ‘waarom?’. Waarom ben je van huis gegaan, waarom heb je die-en-die keuze gemaakt, en waarom wil je gaan waar je heen wilt? De kinderen uit groep drie van de school van mijn kinderen komen al met die vraag.

Ik ga geen boek schrijven. Teveel pelgrims gingen me voor, de berg schrijfsels is te hoog. In die boekjes staan vaak precies de dingen waar het niet om gaat. Hoe ver, wanneer, met wie, in vaak kleffe anekdotes. Van mij dan een greep uit de huishoudelijke trivialiteiten:

  • Ik zeg altijd ‘wandelen is geen sport’, en ik heb geteut dat het een lust is en de route na Assisi met twee dagen uitgebreid. Maar met zoveel tijd beschikbaar per dag schoot het flink op. Mijn route meet 2.677 km, ik heb er 94 dagen over gedaan, waarvan 4 rustdagen, 10 halve dagen (‘museumdagen’) en 80 hele dagen (gemiddeld 31,4km); 18 dagen boven de 35km, de langste ruim 45km (op de Po-vlakte); de zwaarste dag was 6 maart, Keulen in. Ik wilde geen meter meer verder, had teveel op mijn bord geschept, en kon me nog net van het hotel naar het restaurant slepen. Het ergste was dat ik steeds voorzichtig dacht ‘je moet niet denken dat je er al bent’, en me toch steeds vergiste in hoe ver het vérder was dan ik hoopte.
  • Vroeg opstaan. In Duitsland was ik altijd rond 7 uur aan de wandel, en dat werd in Italië steeds vroeger tot 05:50 aantoe. Ik hou enorm van de ochtend, de belofte ervan. Soms sliep ik al voor zonsondergang.
  • Veel eten. De max: bijna een liter havermoutpap met rozijnen als ontbijt, dan dubbele koffie met ook twee keer iets erbij, warm eten tussen de middag (primo, secundo, dolce, wijn, koffie), fruit tussendoor, een aperitivo met hapjes en ’s avonds in de tent nog eens gevulde pasta met worst en kaas of vis erbij gevolgd door chocolade. Oeioei. Lekker!
  • Koken: om zuinig te zijn met water en brandstof doe je leuke uitvindingen: pasta koken in bouillon en die afgieten en opdrinken, of pap maken met gecondenseerde melk.
  • Het weer. Kou: 6 weken iets van nachtvorst, met een paar nachten rond -5. Koudste dag: naar Nördlingen, de hele dag de bodywarmer aangehouden, handschoenen, muts en kapuchon op. Regen: mag geen naam hebben, iets van 7 echte regendagen. Warmte: in Italië een dag of 15 met middagtemperaturen (in de schaduw) van 23-28 graden, meer dan ik fijn vind, maar niets vergeleken bij wat zomerpelgrims over zich afroepen.
  • Klimmen: liep in Italië best uit de hand, veel dagen meer dan 1000 meter, tot meer dan 2.100 meter op 9 mei in de Appennijnen, dankzij lange pauzes met goed gezelschap.
  • Overnachten. 64 nachten kamperen, waarvan 6 op een camping (ja, als je eenmaal wildkampeert heb je geen zin meer in een toiletgebouw en betalen); 24 nachten in hotel, pension of B&B, 2 bij kennissen en 3 bij vrouw en kinderen in een vakantiehuisje. De hotels boekte ik alleen in grote steden vantevoren, er is plek zat in het voorjaar. Kerkelijk onderdak heb ik niet gezocht, ik kon mezelf niet als pelgrim presenteren.
  • Kosten: ongeveer €55 per dag. Heb vaak €30-40 per dag uitgegeven aan eten, niet op beknibbeld, maar ook 63 nachten gratis overnacht. De aangeschafte uitrusting en kleding, schoenen (vantevoren en onderweg) kostte ongeveer € 1.200. 
  • Materiaal: geen pech gehad, tevreden over de uitrusting. De verrassing: de stretch lakenzak van Sea to Summit. Veel makkelijker dan zijde of katoen. Wat een goed ding is dat!
  • Navigatie: zoals verwacht was de combi iPhone-Viewranger onverslaanbaar. Pas in Umbrië lieten de OpenCycleMaps kaarten gaten vallen, maar de kaarten van Kees Roodenburg had ik ook mee als PDF. Moest er veel genavigeerd worden, dan haalde ik met de batterij plus de extra accu de 4 dagen niet.
  • Heimwee heb ik niet gekend. Op 8 mei werden de teken en de stekels en de helling en de hitte mij te machtig en miste ik iedereen, maar toen ik dat uitsprak was ik getroost.
  • De bus: je kunt de hele route via de Reschenpas lopen, en dat deed ik. In Utrecht nam ik de bus op en neer naar m’n slaapadres, in Lana de trein op en neer naar Bolzano en dat was het.
  • Taal: ik spreek volgens veel Duitsers aardig Duits en zing het ook. Mijn Italiaans, hoe mager ook, maakte een groot verschil, dat was wel een openbaring.
  • Compostela. Ik zeg nooit nooit, maar lopen op een vaste route met z’n allen ligt me niet. Ik zou eerder het Verenigd Koninkrijk diagonaal doorkruisen of nog eens een flink stuk Italië doen.
  • Marjolein. Jij maakte dit mogelijk. Ik vertelde het iedereen en men prijst je erom. Ik ook, het is zo bijzonder dat je het deed.

  

De laatste cocktail in Rome

  

3 juni beloofde ik thuis te zijn voor Fré’s verjaardag. Gelukt!

  

Aftrainen en inburgeren tijdens de avondvierdaagse van de basisschool.