In de stad opgaan

Het einde van deze gelukzalige reis. Een reus van een tocht, dag voor dag tot mij gekomen. Ik las terug in mijn schrijfboekje. Over 9 april, nabij Augsburg met een bevroren buitentent. Mijn geheugen is zo vol dat die dag er gerubriceerd is als een wandelvakantie van een jaar of zes geleden. 
De pelgrim lost ogenblikkelijk op hier in de Eeuwige Stad. Tussen de andere toeristen, tussen de vele reli-bezoekers. Niemand kun je vertellen dat je bent komen lopen want dat valt volstrekt buiten de kaders. Het klinkt elke dag gekker, tot ik mezelf er aan moet herinneren. 
Donderdag 28 mei de eerste dag zonder route of rugzak, maar de aanpak ijlt na, was er al, en gaat nooit meer weg. Ik loop m’n neus achterna zuidwaarts. De stadswijk zonder bijzonderheden boeit me, ik draai wat bochtjes, vergeet Tripadvisor en eet waar iedereen eet. Ik bezoek de St Paulus-buiten-de-muren en slaap op het gras. Terug naar de stad stop ik bij gevelkunst, de hells angels, een faculteit en een oude rode draad: industrieel erfgoed. De laatste zwaai door de wijken Regola en Ghetto gaat langs een overhemdenzaakje, waar een oma en een moeder mijn maten nemen, en het kleinkind vraagt of ik ook een stropdas nodig heb. De enige glimp die ze opvangen van mijn reis is mijn opmerking ‘niet te krap, normaliter ben ik iets dikker’. 

“Een plattegrond bestaat allemaal uit strepen, maar die strepen, dat zijn wegen”. Mensen ik moet dringend naar huis, mijn nageslacht heeft trekjes van mij en dat wil ik van dichtbij beleven.

  

De laatste stop in de buitenwijk. Las Vegas, met grote parkeerterreinen, hypermarkt en ommuurd wijkje.

  

Met de spits de stad in. Geweldig.

  

Franciscus voor de S Giovanni in Laterano. De belangrijkste kerk ter wereld en technisch eindpunt van de wandelroute.

  

Maar de kerk is wel het eerste echte Rome en dus grijpt het me wel aan. Behoorlijk. (Sint Andreas. Geweldige sculptuur. Dat het onwaarschijnlijk is dat heiligen zo gespierd en woest waren neem ik voor lief.

  

De keizer en de wegwerkers

  

Voldane blik! Foto door fietser Hans, die ook net aankomt. De enige persoon die kan snappen wat zo’n tocht is en doet. Fijn.

  

Door een darm vol toeristen naar de Sixtijnse kapel, als toetje. De kleuren en poses mooi als altijd.

  

De kamers van Rafaël.

  

In de Sixtijnse kapel vliegen twee bijeneters, en in de pauselijke collectie vind ik deze. De vogel als godsbewijs.

  

Op weg naar mijn kamer regent het Schots. Nog 1 keer in de ’terreinwagen-modus’ door een heel groot verlaten park

  

De laatste keer sokken wassen (al met machine) en de laatste keer tent drogen.

  

Sint Paulus buiten de muren, gebouwd op zijn graf, dat aan een Romeinse grafweg lag. Het waren ooit echte mensen, die heiligen.

  

Letterenfaculteit. Italianen hebben een cultuur van op de muren geschreven protest.

  

Geen toeval dat ik langs industrie loop. Wandelen door industrie voelt onaangepast, stiekem.

  

De rode man maakt een foto van mij.

      

Wie binnen gaat om God lief te hebben, komt naar buiten om zijn naaste lief te hebben. Ik denk dat we dat laatste meteen wel kunnen doen.

  

Marjolein komt me halen! Wat een fijne afsluiting, samen door de stad struinen.

  

Het Pantheon. Zo sober als ongewapend beton kan zijn. Maar een geschikt eindpunt voor een Rome-tocht is het niet.

  

Sint Ignatius van Loyola. Ruig 3D-werk, en lichtvoetig, vrolijk. Hier geen straf of schuld te vinden.

  

De Trevi fontein, met loopplank voor de Japanners die echt moeten.

  

Trevi fontein, 28 jaar geleden. Veel gebeurtenissen uit die reis staan me nog helder voor de geest. Wat maakte Italië toen een indruk. Leendert, links, plaatste de foto op Facebook, nadat Rolf (midden) door mijn aankomst even terugdacht en dat meldde.

 

Francesco is beroemd

Italianen, ik kan er wel wat mee. Goedlachs, mijn grijns steekt ze makkelijk aan. In Calvi dell’Umbria had ik een klik met de plaatselijke wandelclub-hoofdman, een gesprek met pen en papier erbij. Over het plaatsen van je tent als ‘het maken van een (heilige) plaats’ in micro-formaat. Als je een plekje kiest, wat geeft de doorslag? Knusheid, een veilig gevoel? Uitzicht, overzicht? Een boom, een bloem? Dat is voor iedereen anders. Maar de plek krijgt voor mij betekenis. Ik raak er op gesteld. De echte heilige plaatsen worden door heel veel mensen herkend. Ze voelen goed.

De laatste dagen liep ik langs kleine heiligdommen op plekken waar Franciscus is geweest. Maar het ging soms zoals veel plaatsen waar een beroemdheid langskwam. Het worden wél bedevaartsoorden, maar van het aankruis-type. Ze vallen samen met die ene passage van de beroemdheid. Waarom niet de eigen kracht van de plek vertaald voor het publiek? In plaats daarvan maakte men het nog erger door te zeggen ‘de paus is hier ook geweest’. Ja, omdat Franciscus hier ooit was. Of is dat voldoende? Ik vind van niet.

dit is zoals ik me Kees Roodenburg voorstel, de maker van de route die ik de laatste 18 dagen volg. Hij heeft een Ennio Morricone-ringtone en houdt van eenzame weggetjesmet trillende lucht erboven. Drinkt Jose Cuervo Gold, als er weer een etappe nagelopen is. Deze argwanende blik bewaart-ie voor Duitse concurrenten.

Vogel van de week: de bijeneter. Exotisch gekleurd, maar ook met een heel speciale zeilende vlucht, als een heel grote vlinder.

In de supercompacte dorpjes is geen plek voor een plein, een piazza. Maar toch wel voor een piazetta? Prachtig, die kleine uitgespaarde ruimtes.

Consumenten-religie: laat uw BMW met wijwater besprenkelen, dan rijdt u geen pelgrim aan. Prima idee.

Echte regen! Dertig dagen droog gehad.

Zaterdag 23 mei regende het nogal. Hier langs bar Pergola om te drogen. Lelijke plek, ook wel eens goed.

Bij de groentetuin van Mirella en Piero. Ze hadden het niet breed, dus waren ze heel gastvrij en gul met eten.

Partnergemeente Bethlehem (in Palestina!)? O ja, op het volgende bord staat waarom: Greccio heeft de eerste kerststal ter wereld.

Stroncone. De dorpen hier zijn vaak Borgo’s, ommuurd, waarbij de muur ook bewoond is en alles verbonden is met steegjes en trappetjes.

Goede info. Heiligdommen professionaliseren.

Plek op de laatste berg. De everzwijnen knorden er weer lustig op los.

Wandelclub in Calvi krijgt mijn verhaal doorgebriefd van de chef.

De Paus was hier ook! Ja, en?

Maandag 25 mei: wolken vullen het Tiberdal zoals ze oo 18 maart het Rijndal vulden. Let op de zwarte hond. Begon tegen mij, maar blaft nu tegen alle andere honden. Geen slimme dieren.

Vanaf Fara in Sabina kun je de koepel van de Sint Pieter makkelijk zien. Fara ligt op een mooie heuvel, prachtig gesitueerd.

Montelibretti, maandag 25 mei. Na de eerste helft van Roma-Lazio vertrek ik. Donker weer, spetters, en afgeladen bars.

Maandag kwam de andere religie van de Italianen even boven: voetbal. Sint Franciscus, dat is natuurlijk de nummer 10 van AS Roma, ‘San’ Francesco Totti. Hier nota bene met mijn filmtip voor Rome op de borst ‘La Grande Belezza’. Dat is Rome en het leven hier. Foto: FILIPPO MONTEFORTE

Laatste kampeerplek, met toetje.

Journalistieke foto: waterbak zoals je die overal ziet. Boertjes vullen hier ook hun giftanks, je ziet de verpakkingen van de fungiciden liggen, zo gaat dat.

De laatste keer koken. Waarom staat de brander zo raar op de weg? Nou, ik zat er eerst naast natuurlijk, maar toen de zon weer achter de wolk vsndaan kwam bleek dat die plek helemaal niet in de schaduw was. Verhuisd en de brander blijft dan staan.

De vrije vogels

Ik liep door Bevagna, een kleine plaats, gezellig, maar waarom liep mijn route hierlangs? Na even zoeken vond ik het: Franciscus preekte tot de vogels hier. Ik wist al: elk bijzonder persoon wordt door de RK kerk ingelijfd via een heiligverklaring. Een wat parasitair trekje met het positieve effect dat we ons die persoon en zijn/haar invloed blijven herinneren. Via Franciscus overschrijdt de kerk de grens tussen de soorten. De vogels, zo wil het verhaal, luisterden ademloos naar de preek en zongen Gods lof. Ik vind het brutaal, een andere diersoort inzetten ter meerdere eer en glorie van jouw God. Franciscus wordt er een aaibare heilige van, waar veel Duitse pelgrims mee komen dwepen. De natuur als het enige Goede, met viespeuk Mens daar tegenover. Brrr. En wat een serieusheid walmt er van die pelgrims af! Neem een aperitief en ga billen kijken männer, dat zal opluchten. Lach eens! De vrouwelijke pelgrims zijn zoals ik al eerder schreef, een stuk ontspannener en beter gehumeurd.
De afgelopen dagen ging het over Monte Subasio, in de hitte door de vlakte naar Spoleto, over Monte Fionchi naar Ferentillo en vanaf daar weer over een berg naar Poggio Bustone. Ik schrijf dit in Rieti. De route is lekker pittig, soms puzzelen en vaak erg mooi en slim gekozen. Als altijd word ik blij van vogels, hieronder een paar te zien. Vogel-van-de-week is de roodpootvalk, met een groot verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. In Nederland zie je veel meer, vooral roofvogels. De reden is heel simpel: er zijn hier 800.000 jagers die volgens de laagste schatting 100.000.000 vogels schieten. Erg onfranciscaans.

De hop. Daar word ik vrolijk van, het lijkt een schelm, laat zich graag zien, met zn uitbundige veren.

 

De wielewaal. Je hoort hem doorlopend, een welluidende riedel, maar je ziet hem zelden, ook niet als je lang blijft speuren. Knalgeel, maar dat schuilhouden en dat zwarte masker maken hem streng.

 

Op Monte Subasio wemelde het ervan. Ik wist niet dat dat kon, valken in groepen. En ook nog verschillende kleuren! Dank aan Ed van Zoonen, de fotograaf.

 

Het vrouwtje is licht van onder, en bruin, het mannetje donker en mooi leigrijs van boven. ik was in de war! Op 21 mei zag ik ze weer.

 

De top van Monte Subasio. Vrije Paarden! 

 

Monte Subiaso: raadselachtige kuil. Bij navraag: een kalkdoline, een gat veroorzaakt door het oplossen van kalk.

 

Spello, 18 mei. Super gegeten met super wijn.

 

Spello en Monte Subasio.

 

Bij Bevagna. Men bouwt graag losstaande ‘daken’, waar dan van alles onder staat.

 

Bevagna, 18 mei

 

Lollig. Twee mannen lachten me een beetje uit toen ik een kampeerplek vroeg. ‘Je kunt hier overal wel staan, maakt niet uit, het is van niemand en niemand zegt er wat van’

 

Montefalco is een merk. Wijn en olie.

 

Soms wil het in beeld brengen van het contact tussen mens en goddelijkheid ontaarden in bizarre special effects. Kitsch ook.

 

Santa Maria Delle Stelle

 

Broodje in hete vlakte, tomaten zelf toevoegen. De lolligste gebeurtenis: ik lig dwars over een karrenspoor te slapen, en word wakker van een jonge man op een brommertje die er langs wil. We praten. Het is een Albanese metselaar, pas getrouwd, onderweg naar een klus. Fijne ontmoeting, die je niet zou verzinnen.

 

Spoleto, werelderfgoed. Ik at mn broodje in een vies parkje tussen flats. De natuur van Franciscus is namelijk niet voor iedereen toegankelijk.

 

Boog van Drusus, Spoleto. Verderop Bar dei Artisti, waar de barman lekkere drankjes maakt en de bediening doet denken aan het meisje waar Bertus Aafjes zijn hart aan verloor onderweg.

 

20 mei, de ochtendklim boven Spoleto

 

De engste, maar bemoedigende, gebeurtenis: ik kies een route over Monte Fionchi, om weer eens een top mee te pikken. Ik zie een pittoreske schaapskudde. Helaas ligt er zo’n grote vuilwitte hond naast. Erger: als ik naderbij kom, komen er op de eerste blaf nog twee grote witte en een kleinere zwarte de hoek om sjezen. Geen herder. De grootste hond komt heel dichtbij, met angstwekkende grom en opgetrokken lip. Ik blijf staan en zeg ‘kom maar even snuffelen’. Daarna vertel ik waar ik heen wil. Uiteindelijk zeg ik ‘ga terug naar je kudde’, iemand imiterend die niet bang is voor honden. Het werkt, vooral het bezwerende ‘goedzo’ als de hond aanstalten maakt. Dat de hond dit pikt kan maar een ding betekenen: ik ben m’n angst voor honden kwijt. Als ze opgevoed zijn tenminste.

 

De top van Monte Fionchi, leuk extraatje, koud genoeg voor muts en jas.

 

Eveneens buiten de route: het eremo Giovanni Battista.

 

Ferentillo, 20 mei. Soms kom je helemaal in de verkeerde tent terecht. Niet voor de eerste keer wordt de rekening voor primi, secundo, dolce, vino, acqua en caffè naar beneden afgerond. Dat lijkt gul maar is zwart.

 

18 mei, Eremo dei Carceri. Bidbankje, met het gezicht naar de muur bidden.

 

20 mei. Soms is water een probleem en moet ik doorlopen tot ik het vind. Nu was een bron al gevonden, maar duurde het een uur te lang voor ik een vlakke plek vond.

 

Leuk stel Nederlandse wandelaars ontmoet bij Don Bosco. Vooral de vrouw is vrolijk. Wel sjouwen ze vele liters water terwijl er echt wel water is onderweg. Voor de zekerheid, zegt ze. Zekerheid weegt.

 

Krijt.

 

Waterbak gevonden langs het pad, maar als ik de vlotter naar beneden druk komt er niks. Aha, onder het luik zit de hoofdkraan, die moet eerst open. (en later weer dicht natuurlijk)

 

Hotel Villa Tizzi in Poggio Bustone. Familiebedrijf, alles zo hartelijk en gul. Maar de dochter wil er volgens mij niet mee door: de google marker staat verkeerd, niet op booming.com, niet op tripadvisor. En ik ben de enige gast. De vader bedient en is lollig: hij vraagt hoe ik de spaghetti bij het ontbijt wil hebben, carbonara of alla matriciana, ook om mijn italiaans te testen.

 

Het knettert

Ik had diverse reisdoelen. Van één ervan durfde ik te denken dat het de belangrijkste was. Die bereikte ik gisteren, na 2.370 km. Hoewel ik nog iets prevelde over je niet aanstellen, kwam er een golf, een windstoot. De reis balde zich samen in één kunstwerk: het leven van Franciscus zoals gevat door Giotto & co vlak voor het jaar 1300. Het is uitzinnig, vreemd, cinematografisch. Een waagstuk. En toen zei de Duitser (soms heb je een Duitser nodig om iets zeker te weten): ‘in Padua hangt een mooier werk van Giotto’, en ik dacht ‘hierin zie ik vogels, en architectuur, en landschappen, en de mens die worstelt. Ik zie hier wat ontwerpen kan. Hier zie ik kleur, patroon, abstractie. En een stripverhaal vol grapjes. Dit werk is voor míj’. 

Misschien is heiligheid een zinsbegoocheling, of een conventie. Ik geloof liever dat heiligheid, het boven-materiële, niets dan aandacht is. Pure toewijding. Een rijke opdrachtgever, tientallen assistenten, jaren werk en het vermogen van een getalenteerd mens om in beeld te vangen wat ons doet trillen. Die aandacht zit nu ín die kalk. Door eeuwenlange aanbidding en bewondering van duizenden is die lading vergroot (of de conventie gevestigd). Nu kom ik langs, zo toegewijd en ontvankelijk als ik kan, en knettert het op mij over.


(Duidelijk is bovendien dat de enige manier om het boven-materiële binnen onze wereld te halen de kunst is. Zonder kunstenaars van verhaal, beeld of gebouw zijn we blind en wordt alles plat. Ook het wandelen. Da’s dan louter stappen zetten.)

 

(alle beeld uit wikipedia. De echte zijn metersgroot, prachtig van kleur en onreproduceerbaar. Gaat dat zien!). Franciscus ontvangt de stigmata. Hoe tekenen we dat? Jezus Christus verschijnt in een viervleugelig engelpak, en vanaf Zijn stigmata schieten stralen recht naar de handen, voeten en zij van Franciscus. Wát een vondst! En hoe de berg is weergegeven…

  

De droom van de vurige strijdwagen.

  

De droom van het paleis. Zie het knikkende perspectief.

  

De droom van Innocentius III.

  

Franciscus geeft zijn dure kleren terug aan zijn vader. De bisschop bedekt hem en je ziet iedereen denken ‘wat doet ie nou’ en roddelen. Vader moet worden weerhouden. Mensen keken gisteren tijdens de inslag van dit kunstwerk ook naar mij alsof ik afweek. Dat was ook zo. Ik was komen lopen.

  

Franciscus laat vuur ontvlammen om de sultan van Egypte, waar hij in 1216 was, even te laten zien wat zijn geloof vermag. Kruistochten-propaganda, lijkt me.

  

op weg naar Assisi, net de muts af.

  

Assisi ligt prachtig boven de Umbrische vallei.

  

Kamer met drogende tent.

  

Een jaguar verbleekt bij de Pauselijke Basiliek San Francesco.

  

De orde bij de minderbroeders wordt door militairen bewaakt. Die laten hun geweer graag zien aan vrouwelijk schoon.

  

Voor mensen die een stukje heiligheid willen meenemen, en daar geen geld of moeite in willen steken zijn er in Assisi tientallen winkeltjes.

  

1997, het instorten van het dak van de basiliek. De fresco’s daar zijn weer in elkaar gepuzzeld.

  

De fresco’s zijn voor iedereen. ( en ik ben stiekem aan het fotograferen)

  

Een siciliano en een rocciata. Onderzoek.

  

San Rufino Kathedraal (hier zetelt de bisschop)

  

Santa Clarissa

  

In de S Clarissa hangt deze crucifix, die op de Fresco’s van Giotto drie keer voorkomt.

 

Liefde tot

9 mei, half negen. Bij Eremo Camaldoli word ik binnengelaten door een monnik als ik vraag of ik ergens in het veld mag staan. Hij hoort me zeggen dat ik geen ‘vero pellegrino’ ben, maar hij ziet dat ik betoverd ben door het heilige Casentijnse bos en door het voorportaal van het klooster. De tranen lopen over mijn wangen. (Voor de droogstoppels onder u: moe en hongerig en lang alleen). Ik zei ‘ik ben niet religieus, maar voel het sacrale wel’. Hij zegt ‘wat er nu met je gebeurt, dat ís religieus, en alles wat wij in de kerk doen, de godsdienst, is er om het gevoel dat jij nu hebt te bereiken. Maar sommigen vinden de kerk bruikbaar, anderen niet’. Ik mag m’n tent opzetten binnen de kloostermuur. Ik durf me haast niet te verroeren. De kat komt langs, de klok slaat tien. Ik slaap tot zonsopkomst en woon de mis van zes uur bij. Ik hark daarna mijn bak pap naar binnen, leunend tegen een muur uit het jaar 1025. Man. 

Ik voel de laatste weken een onverwacht effect van de pelgrimstocht: de mensen zijn me lief. Ik ontmoet iemand, en ben m’n instant oordeel kwijt. Ik voel liefde tot die persoon en wil zeggen ‘wacht, kalm, ik vind je winkel niet slecht als je geen haver verkoopt, ik ben niet boos als je auto een stofwolk maakt, ik vind je niet dom of dik’. En die boodschap breng ik over met mijn ogen. En soms kijk je bij de ander binnen, en zie je een heel teer mens die het ook niet weet maar zó zijn best doet. 

Eremo Camaldoli. De monniken zijn hier ‘heremiet’, geen contact met buiten. Een deel van het terrein is toegankelijk voor publiek, met publieksmonniken zoals Axel, die mij binnenliet. Hij is hier al 13 jaar (en jonger dan ik).

  

Ik kom voor het eerst wandelaars tegen. Veel noemen zich direct pelgrim, ze lopen van La Verna naar Assisi, meestal. Dit is Ferdinand, 70. Geen ervaren wandelaar (hij glijdt net uit hier), maar wel een ervaren reiziger die eerst zelf kijkt, en dan eventueel een gids bekijkt. De populairste Duitse gids voor de Franziskusweg doet dat anders: voor de punktlichen onder ons is alles voorgekauwd totaan een motto voor elke wandeldag. Bescheuert!

  

Bij Chiusi La Verna (een klooster gesticht door Franciscus in 1216) is het bos weer sprookjesachtig.

  

Helaas is bij La Verna de heiligheid ver te zoeken. Maar eerlijk is eerlijk: het pelgrimssteunpunt verkoopt ijs, en dat heeft menig pelgrim nodig. (ik loop door)

  

Waar ze hier hun geld mee verdienen? De spullen staan er wel. Sorteermachine voor grind.

  

Na La Verna (10 mei) ga ik op 11 mei richting Sansepolcro. Kees Roodenburg, maker van mijn route, laat me hard werken, dagelijks 1500 hoogtemeters. Ook is het warm.

  

12 mei. Vanaf een schitterend kampeerplekje naast een kerk uit 1501 loop ik de vlakte in naar Sansepolcro. Het is een tuin, zo rijk. Hier planten ze tabak.

  

Sansepolcro (van de poster die ik op 23 februari fotografeerde in Aalsmeer) is de stad van Piero della Francesca. Hij schildert niet heel goed, maar zijn ideeen en composities zijn geniaal. Hier een touchscreen met 1 van de 22 panelen van de Madonna dei Misericordi.

  

Het beste schilderij ter wereld (volgens schrijver Huxley), is in restauratie. Ook hier: niet super geschilderd, maar de manier waarop Jezus als een kalme, heel soevereine Koning uit zijn graf stapt, is baanbrekend.

  

Deze foto kun je overal maken, maar ik maak m toch. Zo stil is het, 25m van de drukke markt in Sansepolcro.

  

De pellegrini-card. Waarschijnlijk voor buspelgrims, die heb je hier veel, italiaanse dames van 80 die naar Medzjugorje gaan.

  

Montecasale, klooster. Als ze anno nu beelden gaan maken van contemplerende monniken, dan is dat kitsch. Easy.

  

Ik maak fotos van ‘opknappertjes’, waar te romantisch ingestelde hollanders een bed en breakfast kunnen beginnen.

  

In overwoekerd Umbrië weet je: als je de route kwijtraakt… (ik zit hier nog op een soort van spoor, van links naar rechts)

  

Parochiekerkje ‘Pieve delle rose’

  

Soeplepels. Pas als het stormt, gaan ze draaien en gaan de belletjes rinkelen. Klopt: dit wegkapelletje vraagt Maria om jagers en paddestoelenzoekers te brschermen. Het zonnepaneel bovenop maakt stroom voor de LED-aureool van Maria.

  

Lange dag op 13 mei. Ik reken op deze bar/alimentari. Dicht!! Een vrouw roept van het balkon en doet toch open en maakt broodjes. Ze weet dat pelgrims zich graag speciaal voelen en zegt ‘ik doe alleen open voor pelgrims’, maar ik vind t prima als ze me als inkomstenbron ziet en als kans om van oud brood af te komen. De motorrijder na mij krijgt ook wat, maar dan gaat de deur echt dicht als er automobilisten komen. Het dier in de voorgrond is een zich uitrekkende haan.

  

Wind in de middag. Heerlijk.

  

Dit ís al een schilderij.

  

Ik ben appels zat. Overgeschakeld op tomaten en aardbeien. Appels transporteren makkelijk maar zijn in deze tijd natuurlijk oud, of van een ras dat de reis vanaf Nieuw Zeeland overleeft.

  

Gubbio viert een authentiek volksfeest op 15 mei. De eigenaar van restaurant Ulisse e Letizia is een waar ambassadeur en laat me een filmpje zien. Mannen dragen drie kaarsen in wedstrijd naar de top van de berg. De kaarsen wegen 490 kg. Hij heeft zelf 25 jaar meegedaan.

  

Gubbio ligt als een Game of Thrones stad tegen de berg. Je hoort de soundtrack erbij.

  

Koningsdag-effect: een dag tevoren trapjes met hangslot vastmaken om over de hoofden te kunnen kijken of filmen. Deze man heeft zn trapje met een touw aan de gevel gebonden.

  

14 mei avond: na gezelligheid met wandelaar Oskar maak ik me in de schemer uit de voeten. Het feest mis ik, terug naar de rust.

  

Bicina, het kerkje overeind gehouden.

  

28 graden, drukkend. Ik ging zwemmen in Lago di Valfabbrica. Toch maar niet. Typisch Italiaanse afvoerput.

  

13 mei, Pietralunga, 23 graden om 20.16. Real-Juventus gekeken in de bar.

  

14 mei, Gubbio. Deze man bukt even zodat je buurtheilige Petrus kunt zien. De koekjes zijn voor het feest op de 15e.

  

Ik nader Assisi op 16 mei. De pastoor dacht: ik wil het modern. Maar grafitti is lastig. God is nu een boze LSD-dealer, en Franciscus zegt ‘wat kan ik doen, ik heb geen bassist morgen’

 

San Perfecto

In Bologna draait alles nog meer om eten dan elders in Italië. De pasta bolognese móet verse tagliatelle zijn, en tortellini al brodo móet in een van kapoen getrokken bouillon garen. L’aperitivo wordt gemixt met hetzelfde religieuze fanatisme, vanaf 10u. En iedereen rookt. 

Eten is cultuur, en kan heel gezond zijn. Maar dit lijkt me een beetje verslaving, verdoving. Wat moet er verdoofd worden? De last van het onhaalbare vrouwbeeld Maria en het onbereikbare manbeeld San Perfecto, optelsom van alle heiligen?
Het was ook 4 mei. De oorlog in Bologna daar wend je liefst de blik van af. Zie verder de bijschriften aan t eind van de fotoserie. 

Ik was een paar dagen op de Grande Escursione Appenninica. Eten leek me daar erg zeldzaam. Dus ik had, geheel in de Schotland-modus, de rugzak verzwaard met 4 dagen eten, en volle brandstoftanks. De rugzak woog haast evenveel als die van een gewone pelgrim! Maar Klaas, op de kam van een berg is toch geen water? Ehm… ja. Water sjouwen vertik ik, dus dat werd op de kaart speuren naar bronnen, afdalen voor beekjes, of op een pas bijtanken bij een huis. Ging goed. Maar ik had de Italiaanse passie voor eten toch nog onderschat: op menig bergpas stond een goed toegeruste bar-ristorante. Met een eetzaal en een vitrine kaas, worst en zoete meuk. Ik at braaf mijn voorraadje leeg. 


Heerlijk, twee nachten een kamer pal in het centrum van Bologna. Schoenen mogen buiten!

  

Bologna, trots, niet van plan te behagen, met een donker randje.

  

San Stefano, 350 nC – 1900. Zeven kerken door elkaar, uit alle tijden.

  

Piazza San Stefano, Bologna

  

5 mei, hup naar de fourniturenwinkel.

  

Morandi is een Bolognees, wist ik niet

  

Deze man moet en zal mij verse kruiden meegeven. Lachen.

  

Het is een mooi bloemetje.

  

50Cents is een nukkige tor.

  

Als je een paraplu ziet liggen bij een telecomtoren, moet je door de knieen voor een foto.

  

Weelderig, en alles ruikt zo lekker.

  

Echte Romeinse weg! Via Flaminia Militare, 187 voor christus.

  

Ik bezoek militaire begraafplaatsen. Het kost geen moeite om iemand van net 18 te vinden. Woont nog bij mama, is maagd, en nu doodgeschoten op heuvel X.

   

Klasse hoor, een gastenboek in zink. Monte Gazarro.

O hemel. Wordt het pad een beetje spannend, dan komen er (overbodige) kettingen. Jammer.

De groene heuvels vanaf Futa.

 

Nonna in de keuken in Monte di Fo.Vanaf de Passo della Futa daal je af naar Monte di Fo als je eten wilt kopen. De barman van de Albergo daar zegt echter ‘nee, hier is niets te koop hoor, je kunt wel wat brood van me krijgen’. Ik loop naar de naastliggende camping. Oude vrouw legt haar hand op mijn arm en zegt ‘jawel hoor, kom maar mee, we verkopen van alles, die barman kletst, hij is niet wijs’. Ik regel een douche, en vraag naar pranzo. Jahoor, dat kan, wanneer wil ik aan tafel? Een nog oudere vrouw gaat de keuken in (foto). Deze tagliatelle al ragù vergeet ik niet meer.

  

Prachtige flora. Maar soms werd het pad een tunnel van stekels, netels en teken. Veel teken, tientallen onderschept of verwijderd.

   

Passo Muraglione, motorwalhalla.

 

Op route ’00’ met Monte Falco in zicht. We klimmen van links af.

  

9 mei deels gewandeld met Daniele, de veel fruit bij zich heeft waardoor de lunch onverwacht rijk wordt. Hij neemt twee fotos per minuut gemiddeld, 557 totaal tot 15u

  

Op de top van Monte Falco (1658m) zijn de beuken laag en nog in knop.

  

Rifugio Citta di Forli wordt gerund door komiek Marco en bikkel-sloof Christina (beide met rood schort). Heerlijk italiaans gedoe over ontsnapte honden (die keren hier net terug), en eten, altijd eten.

  

In de rifugio is een Garibaldi-muur. De held van de Italiaanse eenwording (1861) is ook de held van het verzet, La Resistenza, dat voor een deel uit ‘Brigate Garibaldi’ bestond.

  

Zo’n eindeloos prachtig bos zag ik niet eerder.

  

Het Casentijnse toverbos.

    

Het laatste stuk naar Eremo Camaldoli, 9 mei. In de schemering geloof je in wolven.

   

Dit ga je niet googlen. In september 1943 viel de regering van Mussolini, en de Koning (Vittorio Emanuele III) sloot vrede met de geallieerden die net geland waren op Sicilië. Het Italiaanse verzet juichte. In Noord-Italie braken er veel opstandjes uit en bevrijdden sommige gebiedjes zichzelf. Partizanen. Veelal communisten, maar ook niet-gezagsgetrouwe katholieken, anarchisten, de hele zwik. 1) De Duitsers bezetten Noord-Italië. De even afgezette Italiaanse fascisten leefden op en vormden ‘brigate neri’, zwarte brigades, die onder de Duitse paraplu hun gang konden gaan. Er zijn foto’s van. Die wil je niet zien. Het pure kwaad. 2) de geallieerden rukten op tot 30 km voor Bologna. De Partizanen verzamelden zich in de stad, klaar voor opstand. Eindelijk! 3) de Duitsers brachten de Amerikanen tot staan in de Appennijnen en de Amerikanen verschoven daarop de aandacht naar Frankrijk. Winterstop. De Duitsers hadden mankracht om in Bologna de orde te herstellen, de Partizanen moesten tevoorschijn komen en de Brigate Neri waren smeriger dan ooit. De winter van 44-45 is een heel zwarte bladzijde hier. (Lijkt op o.a het niet innemen van Bagdad in 1991) Italië werd bevrijd. Maar heel anders dan Nederland. Er werden kinderen geboren uit verkrachtingen van Italiaansen door Italianen. De fascisten waren niet ineens verdwenen natuurlijk. De kerk had een ambigue rol. De koning werd weggestemd. Je zou het om minder op een collectief eten zetten. Maar goed, dat weet ik dus niet. Op 5 mei heb ik m’n vrijheid extra gevierd, dat spreekt voor zich. Bologna? De muur waar partizanen werden doodgeschoten is er nog. De toeristen zitten er te whatsappen over wat ze allemaal doen met hun vrijheid.

  

Executiemuur, Bologna, nu herdenkingsmonument.

  

Bar

Mensen zijn bezorgd. Of ik het wel volhou, of het niet saai is op de Povlakte, loop ik niet te snel? Ze zouden zich geen zorgen maken als ze mij waren. Ik zag de Povlakte als een gegeven, ik wist dat ik m ging oversteken. En ik ging er ook vanuit dat ik er wel weer wat in zou zien. Een heel ander landschap, met z’n eigenheid. Wel was er erg weinig te doen. Navigeren hoefde niet, ik volgde de Mincio naar de Po, en dan de Secchia bijna tot Modena, om dan af te buigen naar Bologna. De weg was recht. De weg was nooit krom. Ik wachtte lopend tot de boerderij, de populieren en de dijk mooi op de foto pasten. Ik rekende uit of ik voor het middageten ergens zou zijn. Maar als het dan warm wordt… Bar! De remedie tegen de hitte is simpel. Kom hier niet in de zomer. 

Ik vind lopen naar Rome heerlijk eenvoudig en best makkelijk. Een Italiaanse bar binnengaan, dát is moeilijk. Maar de stad in de avond met die mooie mensen is zo veelvormig en verleidelijk, daar moet ik wat van meehebben. Het aperitivo-ritueel is belangrijk, en geschikt voor de einzelgänger: begin, einde en wat je precies doet zijn niet erg duidelijk. Er staan hapjes (cibo), inbegrepen. Pranzo, het middageten, is ook fijn: het is losjes, iedereen moet eten toch, een zakenman (das los) een moeder, drie omaatjes. Dan kan ik rustig m’n schoenen losdoen. De ober roept de bestellingen door, en als ik wijn en water bestel en maar 1 glas heb, legt de buurman uit dat ik best nog een glas mag, maar dat het lekker is om wijn en water te mengen.
Maar ‘dineren in een restaurant’, ’s avonds, dat doe ik dus niet. Want daar zit je dan. Langdurig, aan een tafeltje ‘da solo’ en tussen mensen die aan het uitgaan zijn. 
Ik heb de pelgrimsrust, de cool van de kilometers, de kop van zeventig dagen zuidwaarts. Als ik loop ben ik kloppend en veilig. Zou ik het willen geloven dat me ook niks overkomt als ik ’s avonds een bar vol Italianen binnenga?

Mantova. De aankomst is nog wat morsig, met toegangsweg en tankstation, maar dan een kerk, en straten met het geluid van naaldhakken op rivierkeitjes. De harmonie die knokige, steeds weer opgelapte oude palazzo’s hebben. Dan ben je verkocht.

  

Op 30 april in de ochtend regende het hard in Mantova. Maar met de steentjes heb je geen last van water. Ik bezocht het Palazzo Ducale.

  

Il Rotondo, een rond kerkje uit de 13e eeuw.

  

Alfredo Mantegna, fresco’s in de Camera Degli Sposi, Palazzo Ducale, 1464-74. Natte kalk dus he?

  

Markt in Mantova. Goedkope kleren, sjieke vrouwen die afdingen.

  

Het gerecht dat alle andere ingewikkeld maakt: Risotto alla Pilota (‘zoals de rijstplukker’), gezellig met een Mantovano aan tafel die me van alles uitlegd.

  

30 april, middag. Ik loop Mantova uit, loop scheef en kan dat niet rechtbreien anders dan door een 19e eeuws verdedigingswerk te doorkruisen. Met hekken, maar ook met zwervers, en die kunnen er altijd uit. Ik dus ook.

  

Blauwtje

    

Bekend kinderspelletje: de korrels van de halmen ritsen. 500x gedaan.

  

Mantovaanse keuken heeft 1 kerningredient: pompoen. Dat zit in de pasta, vers van de pasticceria. Aardbeien krijg je ook overal als toetje.

  

De Po bij zonsopkomst.

  

Vers gelegd fazantenei, op de weg nota bene.

  

Emmeloord, mijn geboortedorp, heeft een campanile naar dit model. Campana = klok, Campanile = klokkentoren, Campagna = waar de klok luidt (om werktijden aan te geven, in Zeeland en Vlaanderen zie je nog wel boerderijen met een klok er bovenop)

  

De startbaan van de modelvliegtuigclub van Quistello

  

Concordia sulla Secchia is in de steigers en aardig ontvolkt vanwege de aardbeving van 2012.

  

het decor van Novecento moet nog instorten, men is hier communist, met Leninstraat en al. Deze tuinbouw oogt wel wat modern, maar ligt 50-60 jaar achter op de Nederlandse. Zeuren over Nederlandse tomaten, of over de euro, helpt niet.

  

Aan de voet van de dijk. Populierenplantages vullen de oevers van de Secchia. Ochtend van 2 mei.

    

De pelgrim straalt!

  

In Casette, waar ik na lang ploeteren in de warmte aankom, is de bar wél open. Gerund door chinezen, dus ik bestel wat er niet op de kaart staat: hun eigen eten. Heerlijk!

  

Zeker 1/3 van de boerderijen staat leeg en op instorten. ik zie immigranten achter de ramen. Deze boerderij doet t nog.

  

Bij boer Gianfranco in Sant’Agata Bolognese. Fijn plekje, veel mini slakjes die je niet in mag pakken natuurlijk.

  

Pasticceria Dora in S Giovanni is geamuseerd dat ze op mijn kaart staan. Zo’n 6 meter koekjesvitrine, en 4 meter brioches. yum!

    

Deze plant grijpt alles. Als je een talud op of af wilt, grijpt ie je. Mijn kuiten zijn verbrand, maar vooral heel fijn bekrast.

 

Na 192 km in 5 dagen , en het bereiken van de 2.000 km mag de barman van Zanarini in Bologna zijn gang gaan. Hij maakt een gin sour met schuim van Montenegro en een geheimzinnig stroopje onderin. Hapjes horen erbij.