De verhalen waarmee een godsdienst wordt verspreid hebben vaste formules. Een daarvan is die van de rijkaard die het licht ziet, al zijn bezit weggeeft en zijn verdere leven wijdt aan God, teruggetrokken in een spartaans onderkomen. Santo Romèdio is er zo een. Zo’n verhaal krijgt kleur door een anekdote die goed blijft hangen. In dit geval: “Aan het einde van zijn leven wilde hij nog eenmaal naar Trento en hij gaf zijn knecht (die had hij nog wel, de handigerd) opdracht om zijn paard te zadelen. Helaas, een beer verslond juist het paard. ‘Zadel dan de beer!'” En zo geschiedde. Kijk, dan is meteen het plaatje van de heilige ontworpen. Petrus heeft sleutels, Sebastiaan vier pijlen en deze Romèdio een beer. Onthouden!
Maar. Is het weggeven van al je bezit en je wijden aan het hogere, teruggetrokken in een kloostercel, zo bijzonder? Nee. Ik vat deze formule dan ook op, niet als een uitzondering, maar als een vóórschrift. Een man die geslaagd is, behóórt zich aan het hogere te wijden. En ik bedoel dan natuurlijk de letteren, de kunst, het onderrichten of fijnslijpen van een vak, of het richting geven aan al die mensen die de weg niet weten. Geconcentreerd. Trouwens, om als ervaren man, vol wijsheid, in je eentje met God te gaan zitten praten, dat lijkt me onwenselijk.
Naschrift 28/4: lopend langs het recreatielandschap van het Gardameer zie ik dat ook de mens die zijn leven wijdt aan het lágere, vertier, zich terugtrekt in een onderkomen (camper op genummerde plek, huisje) of klein gebied (pretpark, vakantiedorp). Die terreinen zijn bovendien degelijk omheind, zodat dit menstype niet in de verleiding komt de cel te verlaten en de open ruimte op te zoeken. Daar kan de pelgrim ongestoord die ruimte doorbanjeren zoals het hem uitkomt, vriendelijk knikkend naar andere ruimteminnaars.
Overige dingetjes:
– de korte broek bevalt, ook op 1800 meter. Mocht het toch nat gaan sneeuwen, de lange onderbroek kan er onder, de regenbroek er over. In de regen (27/4) had ik alleen korte broek en t-shirt onder m’n regenjasje.
– ik loop niet snel. Ik loop misschien wel láng. Mijn dag begint om 5.45, lopen om 7, en kan tot 8 uur ’s avonds duren. Dat is 13 uur! Daarbinnen loop ik dan
7-9 uur, en ja dat is 30-37 km plus de hoogtemeters. De rest gaat op aan smikkelen en kijken.
En dan nu: de Po-vlakte.
Italië-anekdote van de week: om 12 uur bij de kapper drink je wijn. Bolzano.
zo ziet de keuken er uit.
ik volgde deze week een alternatieve route. Niet de Via Claudia, maar een route door de Val di Non, de Valle Sarca en de oostkant van het Gardameer. Eerste ‘verlanglijstje-punt’: het bedevaartskerkje Unsere Liebe Frau Im Walde. De ‘fanmail-muur’ voor Maria is enorm groot, wel 8x2m.
De Val di Non is glooiend, je loopt of over plateaus, of door de kloven die ze scheiden.
Santuario Romedio. Onverwacht opdoemend op een rots, nadat mijn ‘dan maar zo’-route een diepe kloof indook. Het greep me aan, met name de vraag boven twee poortjes op weg naar buiten: Tu, dove vai, waarheen ga jij? Om te leven, of te sterven (poortje kiezen)
Ik begon in Duitsland met mn belangstelling voor ex-voto’s. Die gingen over het bedanken van Maria als je in een put was gevallen en dat overleefd had. Deze is moderner!
Een dorpje, een kloof, en uitzicht op de Brenta Dolomieten.
Restaurants staan niet in de dorpen, dus ik moet bij een barretje vragen waar dan wel, en de Italiaanse aanwijzingen begrijpen. Beloning: lekker eten.
Prachtige groene bossen met beken en ook bruine beren.
Zo groen is het blad en zo bruin is mijn hand.
26/4: omhoog naar Monte Ranzo. Mooi stenig pad, goed gemarkeerd.
Het is doodstil. Ik ga door de poortjes.
Helleborus, boven 1.500 m.
Fijn Schots gevoel. Er waren zelfs sneeuwhoenders! Monte Ranzo, 1815m.
Monte Ranzo. Italianen hebben grote rugzakken. Daar zit in, ook voor de genodigde Hollander: 2 soorten brood, 3 soorten kaas, 2 soorten worst, speck, walnoten, fruit, twee soorten wijn, koffie en bittere chocola voor na, en armagnac voor daar weer bij. Ik kreeg een volledige lunch mee voor morgen. Ik applaudiseer voor de gastvrijheid, zij voor mijn projectje. Weer de sleutelvraag: wat brengt jou op deze onwaarschijnlijke plek, waar wij zo van houden?
Naar beneden naar Sarche langs een heel steil pad, gevolgd door een slingerende goot vol rollend puin. Nasty, maar wel eindigend bij een ijszaak.
Biotopo Marocche di Dro, postglaciaal puin.
Praatje gemaakt met een imker die zijn bijen bijvoerde.
Op naar Garda.
Het Garda meer bij Torbole. Al dagen broeit het in de lucht.
1250m hoger, 3 uur later: pas bij het vinden van water kan ik kamperen. Eerder niet. Ben dus opgelucht met deze bron (stond op de kaart)
27/4: geen beklimming van Monte Baldo, het giet. Voor het eerst ‘binnen’ inpakken en de binnentent lishalen om hem droog te houden.
Vuursalamander. Zit onbeweeglijk, maar is daardoor nog vreemder.
Malcesine, dodelijk verminkt door toerisme ben ik bang.
Pai, de oever. Het is even droog!
Golven van groen, kleddernat. Slakken patrouilleren.
Winnende ondertitel: pelgrim geeft alles weg en wordt toeristentreinmachinist.
Omheind en wel, onze vakantie.
Opa is weer de code van het hek vergeten. Hij wil ook zo vaak naar buiten!