Vorige keer schreef ik dat er tijdens een pelgrimstocht een onvoorziene factor opduikt. Die je het beste kunt omarmen. Zegt de loslaat-literatuur. Maar de gewone knul wil het onvoorziene temmen. In het slechtste geval bloedt je reis daarvan dood. Dus … wat is nou een geschikte reishouding? Zeven pelgrimstypes en hun aanpak.
Elke overeenkomst tussen de beschreven types en echte personen is onbedoeld. Ik overdrijf namelijk.
Dit stuk is eerder verschenen op www.devrijewandelaar.nl
De flierefluiter
‘Je kunt net zo goed naar Rome lopen, dat is vast leuk’, dacht de flierefluiter en hij ging. Hij loopt vaak verkeerd, maakt soms gekke lange dagen. Door zijn onbevangenheid ontmoet hij leuke mensen en loopt hij pardoes tegen allerlei avonturen op. De rugzak, geen idee wat-ie weegt. En die gidsen over Italiaanse stadjes moeten toch echt mee. Als hij al schrijft, is dat een plezier om te lezen. Bevlogen, met een prettig lezende pechfactor die de aspirant pelgrim moed geeft. De flierefluiter, je wou dat je hem was. Meestal, en vooral achteraf.
Soldaat Flierefluiter in een wel heel voordelig onderkomen.
De ANWB-pelgrim
Deze is zo bang, altijd al eigenlijk, dat hij z’n zaakjes perfect op orde heeft. Op goede dagen houdt-ie zo energie over om te genieten, maar in het slechtste geval nemen huishoudelijke gewoontes de reis over, en is alles nodeloos ingewikkeld. Een pelgrimstocht krijgt dan iets amechtigs, iets mechanisch. Een reisgids brengt je op ideeën, voorbereiden is nodig, maar alles vantevoren willen regelen?
Ik geef toe, ik houd zelf ook wel van ontspannen sleur. Een handwasje na het inchecken, het geeft zo fijn houvast. Laat de flierefluiter maar op tijd opduiken om het ANWB-gen te dempen.
De narcist-romanticus
Groots en meeslepend zo’n pelgrimstocht beleven, het lijkt een goed idee. Waarom niet elke heuvel tot woeste berg promoveren, en elk buitje tot zondvloed? De iPad is mee voor het dagelijkse applaus. Hij blogt dat hij bij passanten bewondering oogst (lees: aftroggelt), en dat hij ‘vrijwillig onvoorstelbare ontberingen doormaakt’ (al zijn vrijwillige ontberingen geen ontberingen). Hoewel de tocht bedoelt is om hem prestige te verlenen, valt de inspanning toch flink tegen, als er niemand kijkt. Dan neemt-ie toch even de trein?
Ik ben op mijn hoede, de narcist is niet ver weg. Gelukkig, dagelijks bloggen lijkt me niks. en ik zie de tocht niet als een expeditie die zomaar bewondering afdwingt. Eerder geneer ik me een beetje. Drie maanden wandelen is makkelijker dan drie maanden kinderen opvoeden. En pure luxe, als je het vergelijkt met het leven van een middeleeuwse pelgrim, of een hedendaagse vluchteling (!).
De snelgrim*
Soms komt het verlangen om ver te lopen voort uit deelname aan de Kennedymars. Je hebt niet echt gesport als het geen pijn heeft gedaan. Het land is er om in dagetappes gehakt te worden (welk land precies, maakt niet uit). Een luxe bed and breakfast? Alleen als je het verdiend hebt!
Ja, ik loop ook wel eens als een bezetene door, wanneer ik het even niet meer weet. Doorlopen in de hoop dat je in de volgende halteplaats minder onthand bent. Jajaja, weet ik, zo geef je een reis geen kans, maar op sommige momenten wil je ervanaf zijn. De hele tocht zo aanpakken, nee. Wandelen is geen wedstrijd.
De woudloper
Deze gelooft dat de natuur woest en wild en groot is, en hij een dappere eenling. Daarom moet hij zelfvoorzienend zijn. Hij scheert zich niet, als herkenningsteken. Hij leeft op van de barre kanten van het pelgrimsbestaan, zoals honger, natte voeten en tekenbeten. Dat die worden veroorzaakt door zijn hardnekkig volgehouden zelfvoorzienendheid is geestig, maar door hem niet zo bedoeld. Hij kan lyrisch worden van de natuur, maar eigenlijk is hij daar vooral om mensen te ontlopen. Helaas, een pelgrimstocht kan niet bestaan uit louter padvinderij, dus de confrontatie met niet-woudlopers, zoals gesoigneerde Italianen, kan niet uitblijven. Dan voelt hij zich eenzaam en onbegrepen. Leer de bewoonde wereld inpassen in je tocht, dat is hier de boodschap. Hoewel ik mijn portie bevroren schoenen, macaroni-met-drie-erwtjes en ongewassen gedoe wel gehad heb, wildkamperen blijft ge-wel-dig. Dat ga ik dus volop doen.
De simpele pelgrim
Pelgrims zijn vaak onderwijs-beleids-zorgtypes, linksig ook. Maar een ex-brandweerman kan ook pelgrimeren. Echt, dat mag! Die zaniken niet over asfalt, het weer of blaren. Ze zijn goed met mensen, die ze in groten getale ontmoeten omdat ze de kunst van het ‘eropaf stappen’ verstaan. De eenvoudige pelgrim ontbeert allerlei slimme spullen, die je dus eigenlijk niet nodig hebt. Eenvoudig schrijven zou wel eens het beste schrijven kunnen zijn, terloops verweven met veel zelf- en mensenkennis.
Ik heb wel een simpele ziel in mij. En al lacht mijn vrouw mij uit als ik zeg dat ik een boerenzoon ben, en half Fries, toch haal ik die pummel van stal. Hij fikst ’t wel.
De vrouw
Vrouwen een apart type pelgrim?! Ja. Ze zijn minder zelfverzekerd, nieuwsgieriger en niet gericht op kilometers. Ze hebben soms verrassend efficiënte bagage (een jurkje, hoe handig is dát?). En het belangrijkste: ze kijken veel beter om zich heen. Ze proberen niet alles vantevoren in te vullen (behalve de regeltantes onder hen). Als ze reis-schrijven, ja, daar steek ik echt wat van op.
Nee, ik ben geen vrouw, maar doe m’n best. Ik zal door de snelgrims vast voor vage artiest, en door locals niet voor ‘echte man’ worden aangezien, maar dat moet dan maar. De belangrijkste vrouwelijke eigenschap, aandachtig kijken en je oordeel uitstellen, is het allemaal waard.
Nu dan het mooie van deze typeringen: de pelgrimstocht maakt er gehakt van. In de vierdaagsepelgrim ontwaakt de flierefluiter, in de woudloper de hedonist, en de snelgrim wordt gegrepen door het hogere. Ikzelf zou (help!) netzogoed kunnen veranderen in de pelgrim die ik niet wil zijn. Als ik de vrees voor de tocht afschud, dan vind ik de gulden middenweg: soldaat flierefluiter.
*snelgrim: term bedacht door Tosca Niterink, in haar boek ‘Klimmen naar Kruishoogte’.